De ethische kant van de in de VS verrichte xenotransplantatie, van een varkenshart bij een mens, hield mensen al bezig in de jaren zestig. Ik las recent, door puur toeval, het boek uit 1968 van Rattray Taylor, De biologische tijdbom. Men voorzag grote ethische én praktische problemen.
Gaan we varkens fokken speciaal voor alle hartpatiënten? En voor alle andere organen en lichaamsdelen? En ook andere dieren? Ontstaat er een hele industrie rond vervangen van versleten organen? Wie gaan daarop recht krijgen? Alleen de rijksten of komt het in het basispakket? Wanneer is een orgaan versleten genoeg voor vervanging? Tot welke leeftijd blijven we vervangen? Als iemand door een nierziekte nog maar 2 jaar heeft en zijn hart is nu op, mag hij dan een varkenshart krijgen voor de resterende 2 jaar?
En een stapje verder: Gaan we ook transplanteren bij uw hond of kat?
En weer verder: Gaan we ook transplanteren om lichaamsfuncties te verbeteren? Of zelfs efficiëntere soldaten te creëren?
Nogal wat vragen die Taylor dus al in 1968 opwierp. Op veel van die vragen reageer ik negatief: We moeten ons matigen. Niet alles wat kán, hoeft. Die chirurgen bedoelen het vast goed, maar zij heropenen een doos van pandorra. Een doos die de afgelopen 50 jaar door hun vakgenoten toch maar, in hun wijsheid, weer snel werd gesloten.
- Heeft Marit de Roij al wat invloed op de Volkskrantredactie gehad? - 15 oktober 2022
- Ombudsman over de identiteit van de Volkskrant - 15 oktober 2022
- De Rus Jevgeni - 15 oktober 2022