- Is ‘Critical (Race) Theory’ echte wetenschap? - 14 december 2021
- Het internet als mindblower en de mensenrechten als bron van onrust - 17 april 2021
- De ernstige fout in de UVRM: Universalisme - 11 februari 2021
‘De verwoesting van Palestina’, onder redactie van Robert Soeterik, stamt uit 2008 en is uitgegeven door Stichting Palestina Publicaties. Het is een 480 pagina’s dikke, netjes uitgevoerde pil waarin iedereen die Israël een warm hart toedraagt precies kan achterhalen welke argumenten de ‘opponenten’ zoal hanteren. Als zodanig is het vanuit hun perspectief een aaneenrijging van foute argumenten en onware of hooguit halfware feiten. Toch is het ook voor hen goed om tenminste op de hoogte te zijn van die kijk op de materie, want dan zijn ze in elk geval niet helemaal onvoorbereid als in een debat of gesprek een ander uit die poel put. In elk geval was dat mijn eigen opzet. Al die lieden die in de loop van de tijd mijn blogs bekritiseerden door te wijzen op wat Israël allemaal fout heeft gedaan, hebben in elk geval bereikt dat ik me nòg beter wilde informeren. Hoewel ik alle pro- en anti-argumentatie wel al tig keer heb zien voorbijkomen, zit het venijn ‘m toch vaak in de details en die ontschieten me telkens weer vrij snel. Het zijn natuurlijk ook wel erg veel details die de hele geschiedenis heeft opgeleverd, zeker als je het begin van die geschiedenis duizenden jaren terug legt.
In dit blog wil ik het accent leggen op de jaren 1917-1948, dus vanaf de Balfour-declaratie tot en met de twee oorlogen die volgden op de uitspraak van de VN waarin de Joden een eigen staat in Palestina werd toegezegd. En dan nog kan het slechts op enkele details inzoomen. Kernvraag daarbij is of de Joden dat gebied veroverd hebben, als ware kolonisatoren (JA, zegt het anti-kamp) of dat het hen door iedere betrokkene gegund werd. Ik denk dat beide ‘kampen’ het erover eens zullen zijn dat de laatste bewering onwaar is; ook het pro-Israël kamp beseft terdege dat niet iedereen stond te juichen. Sterker, dat met name enkele van de omringende landen tegen het VN-mandaat waren, wordt algemeen erkend. En ook dat er onder de lokale bevolking weerzin was, wordt niet tegengesproken. Maar over de stemming in de VN wordt in het hierboven genoemde boek anders aangekeken dan je altijd hoort van het pro-kamp. Dat pro-kamp wijst erop dat er in de VN toch een duidelijke meerderheid was voor het recht op de vestiging van een staat waar de Joden zich zowel vanwege hun etnische als ook hun religieuze aard thuis zouden kunnen voelen. Daarvoor was het nodig dat die staat juist niet een mengsel van Joden en Arabieren zou worden, althans wat de staatsvorm betrof. Het werd beseft en goedgekeurd dat in het op te richten Israël de Joden de dominante groep zouden vormen. Het zou hùn staat worden. Maar in diezelfde VN-resolutie werd ook geregeld dat evenzeer de lokale Arabieren (later Palestijnen genoemd) een eigen staat zouden krijgen. De VN-resolutie regelde daarom ook de verdeling van het land over beide etnische groepen.
In het bovengenoemde boek wordt de rechtvaardigheid van die landverdeling betwist en ook de manier waarop de meerderheid tot stand kwam. Over de landverdeling wordt gesteld dat die oneerlijk was. De Joden – toen 35 procent van de bevolking – zouden 55 procent van het grondgebied krijgen en de Arabieren – dus 65 procent – zouden 45 procent krijgen. Verder zouden binnen de Joodse staat ongeveer evenveel Joden als Arabieren komen te wonen en in de Arabische staat nagenoeg geen Joden (zie pag. 18, 1e editie). Je zou als neutraal lezer denken: waar zit ‘m dan die oneerlijke verdeling precies? Temeer daar ook wordt erkend dat meespeelde dat er nog vele jaren van Joodse immigratie zouden volgen die de verhoudingen zouden gaan beïnvloeden. Daar komt nog bij dat het pro-kamp er fijntjes op wijst dat er al eerder een toezegging was gedaan die niet werd waargemaakt: Een flink gebied dat bij de Balfour-declaratie (1917) aan de Joden was beloofd werd door de Britten reeds in 1921 uit het mandaatgebied geschrapt en gegeven aan de destijdse heerser van wat nu Jordanië heet. Dat deden de Britten om zich te verzekeren van diens hulp bij het in het gareel houden van Syrië. Bedenk dat het hierbij ging om maar liefst 80 procent van het oorspronkelijk toegezegde gebied! De Joden vonden dat niet leuk, maar legden zich er toch bij neer. Dus als je wilt weten of de landverdeling door de VN eerlijk of juist oneerlijk was, is het dus maar net welke ontwikkelingen je betrekt in de analyse van de gebeurtenissen. In het bovengenoemde boek wordt op en rond pagina 18 helemaal niets geschreven over die 80 procent, waarvan akte.
Een punt dat wel in het boek wordt aangesneden en niet door het pro-kamp, is hoe de stemming in de VN werd ‘gemanipuleerd’, althans zo wordt het in het boek genoemd. “Verzet tegen het verdelingsplan van de kant van kleinere lidstaten, kon door de Verenigde Staten met omkoping en chantage geneutraliseerd worden” (pag. 18). In een voetnoot op pag. 31 geeft het details prijs: “Een van de aardigheidjes die Liberia – van origine ook een kolonistenstaat die op initiatief van de Verenigde Staten was gesticht – te horen kreeg, was dat het op de knieën gedwongen zou worden door een rubberembargo, in geval het tegen het VN-plan zou durven te stemmen. De rechters van het Hooggerechtshof […] kregen de Filippijnen klein. Bernard Baruch was voorbestemd om aan Frankrijk het dreigement over te brengen, dat alle Amerikaanse hulp zou worden stop gezet, indien het tegen de verdeling zou stemmen. De Cubaanse ambassadeur meldde, dat een Latijns-Amerikaans land, mogelijk Cuba zelf, een paar dagen eerder door Truman was uitgekozen voor het uitoefenen van extra druk (‘Cuba wil nog steeds niet meedoen’) en voor zijn stem 75.000 dollar ontving.” Er zal ongetwijfeld gelobbied zijn, maar was er echt sprake van omkoping en chantage? In elk geval weten we wel hoe tegenwoordig de stemverhoudingen in de VN liggen en daar wordt in het pro-kamp zeer cynisch over gesproken.
Een derde punt dat ik wil aansnijden betreft de beschuldiging dat de Joden in de dagen na de VN-stemming het hen toegewezen gebied, en zelfs méér dan dat, eerder hebben veroverd dan overhandigd hebben gekregen. Het is een feit dat er niet bepaald sprake bleek te zijn van vrijwillige overdracht. De Joden zeggen dat ze verre van welkom werden geheten en dat Arabische milities massaal aanslagen pleegden, zodat de Joden wel genoodzaakt waren om zich militair teweer te stellen. En er waren, zo wordt in het pro-karmp toegegeven, ook zeker verschillen tussen de diverse eigen milities. Zo was de Joodse Irgoen-militie gewelddadiger dan de leiders van de Haganah-militie verstandig vonden. Toch gaat de beschuldiging van ‘veroveren’ en ‘kolonialiseren’ de Joden veel te ver. Daarbij speelt ook wel mee hoe we aankijken tegen ‘het recht op het land’. Niet alleen in de ogen van de lokale Arabieren, maar ook in de ogen van met name veel linkse westerse intellectuelen is het overduidelijk dat het hele gebied gewoon van de Arabieren was en dat de Joden het ‘dus’ hebben veroverd ofwel gestolen. In dat verband is interessant wat Winston Churchill in 1937 verklaarde tegenover de Peel-commissie, die als taak had om de Britse regering te adviseren over Palestina. Met dank aan de schrijvers van het boek citeer ik uit de voetnoot op pagina 31:
Churchill, van oudsher sterk voorstander van het zionisme, baseerde zich meer op raciale dan op godsdienstige overtuigingen. Hij uitte zijn sociaal-darwinistische ideeën ondubbelzinnig in 1937 tegenover de Peel-commissie, waarbij hij de Palestijnen vergeleek met het spreekwoordelijke symbool van jaloers egoïsme in de dierenwereld: “Ik ben het er niet mee eens dat de hond in de voederbak recht heeft op de voederbak, ook al heeft hij daar nog zo lang in gelegen. Ik erken dat recht niet. Ik geef bijvoorbeeld niet toe dat de Indianen van Amerika of de zwarten van Australië groot onrecht is aangedaan, omdat een sterker ras – een hogerstaand ras, een meer wereldwijs ras, om het zo maar eens te zeggen – op het toneel is verschenen en hun plaats heeft ingenomen.”
Over de fabel van ‘de hond en de voederbak’ kan men de Engelstalige Wikipedia raadplegen, hier en hier. Daar staat ook het plaatje dat ik voor dit blog heb gebruikt. Het verhaal van de hond is een metafoor waarmee origineel waarschijnlijk alleen wordt geduid op de jaloersheid die ertoe kan leiden dat je een ander iets wilt ontzeggen dat je zelf niet hebt of nodig hebt. Maar ik denk dat Churchill het toch iets anders gebruikte. Hij wilde ermee aangeven dat de hond niet vanzelfsprekend recht had op de plek van de voederbak. Hoewel de voederbak de ligplaats van de hond is, kan gesteld worden dat deze alleen als voederplaats voor het vee bedoeld is. Die redenering doortrekkend vond hij wellicht dat er in Palestina voldoende ruimte voorhanden was om ook de Joden aldaar een tehuis te geven. Bovendien was hij, en niet als enige, van mening dat de Joden beter voor het land zorgden dan de Arabieren. Het zou volstaan als de Arabieren enigszins zouden inschikken, net zoals de indianen en aboriginals hadden kunnen doen. Ik kan deze redenering goed volgen en vind het belangrijk dat we er allen over nadenken. Zeker, het is waar dat de hond recht heeft op een slaapplaats, maar slaapplaatsen zijn er genoeg buiten de voederbak, zo kunnen we beredeneren. Idem, de indianen hadden alle recht om eveneens op hun geboortegrond te leven, maar er was in theorie voldoende ruimte voor anderen, zou je denken.
Churchill haalde er ook de notie van het sterkere ras bij, een argument dat hem kwam te staan op de beschuldiging van racisme. Misschien had hij dat beter niet kunnen doen, maar eigenlijk was het wel zo eerlijk van hem. Immers, is niet de hele geschiedenis van de mensheid doorspekt van veroveringen door sterkere stammen of volkeren? Veel veroveringen kenmerkten zich absoluut door echt onrecht en ik wil niet de indruk wekken dat ik zulke veroveringen goedpraat. Maar wel moeten we ons afvragen of de hedendaagse moraal over recht nog wel voldoende aansluit bij de praktijk die onze grenzen en culturen in de loop van vele eeuwen – of beter: millennia – vormde. Er moet wel òòk een rationeel en reëel idee zitten achter het recht dat geclaimd wordt door iemand, een groep, een volk of een land. Zo niet, dan is dat recht helemaal niet zo vanzelfsprekend. Dat je voorouders er woonden, wil niet automatisch zeggen dat je dùs recht hebt op het hele territorium. Daarvoor moet je met meer argumenten aankomen.
Tenslotte in dit blog nog het volgende over de rol van de Islam: Het valt me op dat deze in het inleidende artikel van bovengenoemd boek sterk onderbelicht blijft. De hele geschiedenis van de afgelopen eeuw wordt beschreven zonder de Islam er echt bij te halen. Zeker, er wordt wel geschreven dat de Arabieren bij grote meerderheid moslim zijn, maar er wordt in dat gegeven geen (mede-)verklaring van de spanningen gezocht. Het is, al lezende, net alsof ze het hebben over een willekeurig (zeg maar Europees) volk dat door een ander willekeurig (zeg maar Europees) volk wordt belaagd. Ik kan me zo voorstellen dat anno de jaren zeventig van de 20e eeuw er geen probleem met de Islam werd waargenomen; we waren en-masse ongeïnformeerd over de Islam en gingen ervan uit dat de Islam net zoiets was als het christendom. Pas sinds 10-20 jaren is duidelijk geworden dat de tegenstelling tussen enerzijds de Islam en anderzijds het westers en joods denken een factor van groot belang bleek en dat die factor een heleboel van de spanningen kan verklaren. We moeten ons afvragen waarom zovelen in het anti-kamp evengoed zijn blijven volharden in hun analyses van destijds. Zijn hun analyses van destijds misschien verworden tot hun dogma waar ze niet meer van los kunnen komen zonder te vallen in een diep zwart gat van vertwijfeling over het eigen intellect?
In het licht van al deze noties wil ik de linkse intellectuelen – zeker de westerse – vragen nog eens goed na te denken over het gebruik van de termen ‘verovering’ en ‘diefstal’ en de rol van de religies, althans in het kader van de hele discussie over het Israëlisch-Palestijns conflict.