- Is ‘Critical (Race) Theory’ echte wetenschap? - 14 december 2021
- Het internet als mindblower en de mensenrechten als bron van onrust - 17 april 2021
- De ernstige fout in de UVRM: Universalisme - 11 februari 2021

Bastiaan Rijpkema
Gisteren gekocht en vandaag de 15 pagina’s inleiding gelezen: Bastiaan Rijpkema’s ‘handelseditie’ van zijn in december 2015 verdedigde proefschrift met dezelfde titel ‘Weerbare democratie – De grenzen van democratische tolerantie‘. Bastiaan Rijpkema is van 1987 en dus nog geen dertig jaar. Aan de Erasmus Universiteit begon hij op zijn 19e de studie rechten. Het Master-gedeelte deed hij cum laude aan de Leiden Universiteit. Daar bleef hij hangen en promoveerde er bij professor Paul Cliteur. Lees zijn boek en je kan niet anders dan inzien dat we hier te maken hebben met een talent. (Terugdenkend aan mezelf op die leeftijd: Zo gedetailleerd en genuanceerd kon ik destijds absoluut niet redeneren en schrijven. Zou dat anders zijn geweest als ik was geboren in een andere milieu? Misschien. Kijkend naar mijn eigen kinderen, momenteel rond dezelfde leeftijd als Rijpkema, zie ik ook bij hen dat talent.) Uiteraard mogen we van een proefschrift veel kwaliteit verwachten. Minder vanzelfsprekend is het dat een proefschrift de vinger op de juiste pijnlijke plek weet te leggen. Je kan talent hebben voor een zeker aspect van wetenschapsbeoefening en toch een slechte wetenschapper zijn. Daarvan is sprake als je de vaardigheden bezit om literatuur door te spitten, allerhande conclusies daaruit te verwerken in je eigen proefschrift en soepel te schrijven en tòch de plank misslaat in je eigen conclusies, wellicht omdat je selectief bent wezen winkelen in die literatuur. Selectief winkelen is op zich niet fout en het is zelfs noodzakelijk, wil je door de bomen het bos blijven zien. Het is wel fout als gewoonweg relevante literatuur wordt overgeslagen. Dat kan zijn door onwetendheid (wat raar is voor een wetenschapper) of door een blinde vlek die welbewust in stand wordt gehouden, ofwel: wordt gekoesterd. Bij Rijpkema krijg ik de indruk dat hij geen blinde vlek heeft, een heel goed oog heeft voor de relevante literatuur en veelal de juiste conclusies trekt, al heb ik zelf al in elk geval één gele notitie met een kritiek bij een van zijn conclusies geplaatst. Het is te vroeg om nu reeds zijn proefschrift hier te gaan bespreken. Ik wil volstaan met een kleine inleiding van zijn onderzoeksvraag en het noemen van die ene notitie.
Democratie is niet vanzelfsprekend bestand tegen afbraak ervan, zo schrijft Rijpkema. Sterker, het heeft juist ingebakken principes die een gevaar voor de democratie zelf vormen. De belangrijkste daarvan wordt wel de democratische paradox of het democratisch dilemma genoemd: Als democratie in de kern betekent dat het volk moet regeren, dan is de paradox (of het dilemma) dat de democratie ten einde is als het volk wil dat de democratie eindigt. Er zijn veel politicologen, filosofen en rechtsgeleerden die serieus menen dat het zo’n vaart niet zal lopen, omdat er in de rechtsregels die bij een democratie horen allerlei veiligheidskleppen zijn ingebouwd die zullen voorkomen dat het zover ooit komt. Rijpkema vindt dat een naïeve gedachtegang. De democratie kan volgens hem niet met slechts juridische regelingen beschermd worden; er moet meer worden gedaan om deze te beschermen. De democratie moet worden opgetuigd met maatregelen die deze weerbaar maken tegen pogingen om deze kapot te maken: de weerbare democratie. Overigens is dat een term die niet van hem komt en het is ook niet een aanpak die nog niet voorkomt. Sterker, de hele periode van na WO-II staat in het teken van het optuigen van weerbare democratieën. Wel is er nog immer sprake van een leercurve, want er gaat tot op de dag van vandaag van alles mis. Een van de vaak genomen maatregelen is het verbieden van ‘antidemocratische’ politieke partijen. In dit boek wordt daarop geconcentreerd, niet omdat er verder geen maatregelen nodig zijn, wel omdat het de argumentatie – pro en anti – in kaart kan brengen; dezelfde argumentatie die ook van nut is in het bespreken van andere bedreigingen en hoe daarmee om te gaan. Verbieden van antidemocratische partijen is geen simpele zaak. Het begint al met het bepalen of een partij eigenlijk wel anti-de-democratie is. Dan moet je wel eerst weten wat nou eigenlijk de kernwaarden van democratie zijn en wat de kenmerken zijn van een ‘antidemocraat’. Ook moet het mogelijk zijn om een partij vroegtijdig te berispen dat het een bepaalde grens overschrijdt, daarmee de gelegenheid biedend zichzelf te corrigeren zodat verbieden niet langer nodig is. Ook moet worden bekeken welke instantie een partij moet verbieden. Is dat een landelijke rechter of is een Europese beter? Zijn er misschien eerdere stadia waarin groepen (die dus nog geen partij zijn) of zelfs personen moeten kunnen worden aangepakt? Hoever mag een democratie daarin gaan zonder de eigen principes van vrijheid van meningsuiting, vrijheid van pers en vrijheid van vergadering te schenden? Tot zover een hopelijk voldoende inleiding van het onderwerp van zijn proefschrift.
Over sommige soorten ingrepen laat Rijpkema zich reeds in die inleiding afwijzend uit en hij doet dat zelfs zonder onderbouwing. Schijnbaar is het voor hem zo evident dat die ingrepen niet passen dat hij verdere onderbouwing niet nodig vindt. En precies daarbij plaatste ik mijn gele notitie: Rijpkema sluit ingrijpen door het leger uit als passend binnen een weerbare democratie (p. 21). Dat is zijns inziens inherent ondemocratisch. Als voorbeelden noemt hij Turkije en Algerije. Morsi’s ingrijpen in Egypte zal er ook vast onder vallen. Guantanamo Bay sluit hij eveneens uit. Zo’n maatregel past niet binnen de grenzen van een weerbare democratie en ‘hoort eerder thuis in de theorie van de uitzonderingstoestand – met vergaande algemene opschorting van burgerrechten’. Rijpkema eist van weerbare democratie dat deze binnen de grenzen van de staatsrechterlijke orde plaatsvinndt. Vandaar de ondertitel van zijn boek: De grenzen van democratische tolerantie. Mijn kritiek is dat ik de onderbouwing van de afwijzing van zulke maatregelen wel degelijk van hem verwacht (maar naar hij belooft niet ga krijgen), juist omdat ik het gevoel van de vanzelfsprekendheid niet zomaar met hem deel.
Ik plaatste er zojuist een reactie, maar er kwam vervolgens een foutmelding over javascript en cookies, waarna mijn reactie verdween, als sneeuw voor de zon. De foutmelding:
==ERROR: JavaScript en Cookies zijn vereist om een reactie te plaatsen.
Zorg er a.u.b. voor dat JavaScript ingeschakeld is en Cookies toegestaan zijn in uw browser. Klik daarna op ‘vorige pagina’ in uw browser en probeer uw reactie opnieuw te plaatsen. (Het kan zijn dat u de pagina moet verversen.)==
Anyway, mijn reactie ging ongeveer alsvolgt:
==Maar een partij die op een niet corrupte, gewelddadige en leugenachtige manier de democratie als besturingssysteem wil afschaffen of fundamenteel te veranderen zou niet verboden mogen worden.==
Moet wellicht zijn: Maar een partij die op een niet corrupte, niet gewelddadige en niet leugenachtige manier de democratie als besturingssysteem wil afschaffen of fundamenteel wil veranderen zou niet verboden mogen worden.
Wat het afschaffen betreft: oneens. Wat het fundamenteel veranderen betreft: wellicht eens, al kan het bij verslechtering (de negatieve kant van veranderen) wel leiden tot gevaarlijk dichterbij brengen van dat afschaffen.