- Is ‘Critical (Race) Theory’ echte wetenschap? - 14 december 2021
- Het internet als mindblower en de mensenrechten als bron van onrust - 17 april 2021
- De ernstige fout in de UVRM: Universalisme - 11 februari 2021
De Vlaming Ruben Mersch schreef het boek ‘Waarom iedereen altijd gelijk heeft’. Die titel beviel mij wel en deze week heb ik het helemaal uitgelezen; vandaar dat ik wat minder blogde (hoewel ik dan weer wel in de brievenrubriek van De Volkskrant verscheen). Mersch heeft echt zijn best gedaan zichzelf èn de lezer goed zicht te geven op wat er zoal gebeurt wanneer mensen elkaar proberen te overtuigen. Daarbij gaat het dan niet alleen over een ander wel of niet van een feit weten te overtuigen, maar ook – of vooral – over moreel overtuigen. Dus over de vraag of we de ander kunnen overtuigen van de juistheid van ons morele standpunt en de onjuistheid van een conflicterend moreel standpunt. Uitgangspunt is zijn waarneming dat standpunten van opponenten na een debat veelal eerder blijken te zijn verhard dan dat er toenadering plaatsvond. Mersch gaat voor de verklaring vooral langs bij psychologen, biologen en neurowetenschappers.
Bij die laatste vindt hij aanwijzingen – of zeg maar: met fMRI-scans geleverde bewijzen – dat er een centrum in de hersenen is dat van cruciale invloed is: de ventro-mediale prefrontale cortex, ook wel afgekort tot VMPFC. Dit centraal gelegen gebied is evolutionair heel veel ouder dan de gebieden die we associëren met rationeel denken, maar spelen een grotere rol bij het bepalen van onze standpunten dan onze ‘ratio’. Mersch populariseert misschien net even teveel door aan dat gebied te refereren als ‘de onderbuik’ (immers, waarom zou je nog refereren aan iets in de buik als je de echte locatie al gevonden hebt). Ik begrijp het echter wel; het is het gebied dat verantwoordelijk lijkt voor onze uitspraken die anderen nogal eens benoemen als onderbuikgezwets. Toch, ook al heeft hij het over onze onderbuik, hij bedoelt er niet mee dat we de oordelen van dit gebied moeten onderdrukken met onze ratio. Mersch wil dat we ons eerst en vooral gaan realiseren dat het gebied bestaat en waarom het tot op de dag van vandaag zo’n cruciale rol vervult in ons oordelen.
Ik zou zeggen, lees het boek en je zal het je voortaan realiseren. Als het goed is zal je die VMPFC en zijn morele oordeelsvermogen gaan appreciëren. Daarmee bedoel ik niet te zeggen dat we onze rationaliteit moeten laten varen en nog slechts op onze onderbuik moeten afgaan. Wel bedoel ik ermee dat we de ratio niet de alleenmacht over ons oordeel moeten geven. Een van de belangrijkste drijfveren van de VMPFC blijkt het creëren van een moraal die de eigen ‘stam’ voortrekt en zo haar kans op overleven vergroot. Het idee dat de wereld van iedereen is, dat iedereen gelijk is en dat we allemaal dezelfde rechten hebben, is in essentie slechts een rationeel idee. Wie dat volledig rationele idee radicaal toepast gaat compleet voorbij aan de drijfveren van de eigen VMPFC, die er immers op uit is de eigen soort voor te trekken. Wat we meer dan geregeld zien is dat er een diepe kloof is tussen hen die de VMPFC laten prevaleren en hen die de ratio laten overheersen. Om diverse redenen, die Mersch haarfijn uitlegt, zijn beide kampen ook niet echt in staat zich te verplaatsen in de gedachtengang van het andere kamp. Veel van die redenen hebben alles te maken met die VMPFC waarvan we de rol en eigenlijke bedoeling slechts op onbewust of hooguit onderbewust niveau beleven. Zo ligt het ten grondslag aan ons blijkbare conformeren (toegeven aan sociale druk uit de omgeving) ook als die irrationeel lijkt, aan de niet meer uit te wissen inprenting van goed en kwaad, juist en onjuist, normaal en abnormaal in onze vroegste jeugd, aan onze emoties bij vermeende onrechtvaardigheid, aan onze wraakgevoelens en ons gevoel van mededogen. Empathie speelt daarbij uiteraard een centrale rol, maar dan vooraleerst empathie voor de eigen stam. Het lijkt ook welhaast zeker dat zelfs ons DNA reeds een blauwdruk bevat van goed en kwaad, juist en fout en doen en laten. Andere redenen hebben te maken met de vele valkuilen waar we intuinen bij het rationeel redeneren. Dat blijkt namelijk verre van gemakkelijk te zijn. Ook in de wetenschap lukt het slechts zelden om iedere deskundige tot identieke gedachten te brengen.
Al lezende zag het er heel lang naar uit dat de conclusie van Mersch zou worden dat zekere diepe kloven tussen opponenten niet te dichten zijn. Pas aan het eind van het boek nam het een wending die erop neerkomt dat het, volgens Mersch, met de juiste debattechnieken toch mogelijk is om ook de moeilijke opponenten iets jouw richting op te krijgen of zelf iets de richting van die opponenten op te schuiven. Bayesiaans redeneren moet daarbij behulpzaam zijn. Dat is niet iets wat je nog moet leren, want je doet het al. Wel zou je het beter moeten onderkennen en appreciëren.
Heb ik geen kritiek op het boek? Mersch heeft goed zijn best gedaan om met echte en actuele praktijkvoorbeelden de kloof tussen groepen te illustreren en gaf er daarbij blijk van de argumenten aan beide zijden te doorgronden. Soms kiest hij partij, maar altijd doet hij dat openlijk en vooral om te laten zien dat ook hij niet ontsnapt aan de invloed van zijn VMPFC, zijn ratio, zijn jeugdinvloeden en de sociale druk uit zijn omgeving. Ik neem het hem niet kwalijk, ook niet als hij op aangesneden onderwerpen mijn opponent werd. En ja, er waren diverse momenten in zijn boek dat ik andere conclusies trok dan hij deed, bijvoorbeeld als hij een onderzoeksresultaat zus interpreteerde en ik een niet door hem geziene interpretatie zag. Maar er waren vele andere momenten dat hij conclusies trok die ik knap gevonden vond. Tenslotte, ik had dit boek niet kunnen schrijven; hij wel: chapeau.
Dan toch één kritiek, maar dan vooral om te prikkelen. Op een van de allerlaatste bladzijden haalt Mersch Thomas Jefferson erbij.
“Ondanks het feit dat Thomas Jefferson in de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring schreef dat alle mensen gelijk geschapen zijn, vond hij het niet nodig om zijn eigen slaven – hij had er een stuk of zestig – te bevrijden. Mensen hebben nu eenmaal een enorm talent voor zelfrechtvaardiging.”
Voor Mersch lijkt het duidelijk dat Jefferson inconsequent handelde; zijn moraal vertaalde hij niet in erbij passend gedrag. Maar zou het kunnen zijn dat hij Jefferson’s woorden anders heeft uitgelegd dan Jefferson ze feitelijk bedoelde? Misschien bedoelde Jefferson niet zozeer ieder mens op aarde, maar had hij het alleen over de mensen in de eigen ‘stam’. En dan was zijn handelen naar huidige maatstaven wel moreel onjuist, maar niet in tegenspraak met zijn destijdse eigen moraal.