- Is ‘Critical (Race) Theory’ echte wetenschap? - 14 december 2021
- Het internet als mindblower en de mensenrechten als bron van onrust - 17 april 2021
- De ernstige fout in de UVRM: Universalisme - 11 februari 2021
Democratie … leven we nou wel of niet in een democratie. We zijn geneigd om daarop WEL te antwoorden, met name omdat we ons dan vergelijken met vele andere landen en ervan overtuigd zijn dat de democratische basisprincipes bij ons best goed geregeld zijn, vergeleken met. Ook zijn zeer velen ervan overtuigd dat de representatieve democratie een van de betere vormen is.
Onze democratie is voornamelijk een representatieve. Wie zich in bijzondere mate stoort aan beleid dat door onze representanten – onze volksvertegenwoordigers – wordt gevoerd, krijgt al snel de tip om dan maar zelf de politiek in te gaan. Bij menige lokale partij is inderdaad best wel een plekkie vrij, zodat het voor degenen die voor zo’n tip gevoelig zijn zeker na toehappen kan lijken dat onze democratie ook nog eens behoorlijk ‘direct’ is. ‘Direct’ wil hier zeggen dat we zouden kunnen denken dat we leven in een best directe democratie; een democratie waar ‘het volk’ een directe invloed heeft op beleid. Het tegendeel is waar, zo vrees ik. Wij worden namelijk geleid door volksvertegenwoordigers die bewust of onbewust minnetjes denken over het volk dat ze zeggen te vertegenwoordigen. Die volksvertegenwoordigers menen, vast oprecht, dat zij behoren tot een zeldzame klasse van goed geïnformeerde en verstandige mensen waar dat van teveel ‘gewone mensen’ niet bepaald gezegd kan worden. Vinden zij die het volk vertegenwoordigen.
Afgelopen week zag ik een debat van 5 februari 2017 terug. Wiegel en Baudet zaten aan bij Buitenhof. Kijkluister ongeveer vanaf 29 minuten hoe Wiegel botweg erkent hoe hij denkt over het volk.
Wiegel vertelt nog eens, vol trots, hoe hij denkt over referenda: hij is tégen. Hij ziet het referendum, samen met zijn voorganger Geertsema, “als de bijl aan de wortel van de parlementaire democratie”. We herinneren ons wellicht nog het ‘hoogtepunt’ uit zijn politieke carrière, de Nacht van Wiegel? In zijn eentje hield hij een wetsvoorstel om correctieve referenda mogelijk te maken tegen, als senator in de Eerste Kamer. Het leidde tot de val van het kabinet. Uit de wikipedia-pagina waarnaar ik hier verwees blijkt niet wat wèl uit het debat met Baudet zeer duidelijk blijkt: Wiegel minacht het volk. Hij vertrouwt de stem van het volk niet. Het volk is niet verstandig genoeg en onvoldoende geïnformeerd.
De reactie van Baudet is onderkoeld en kort, zeer kort. Hij stelt dat Wiegel’s uitspraak duidt op minachting voor het volk en dat dit niet past in deze eeuw.
Baudet heeft gelijk en Wiegel gaat, wat mij betreft, in die ene minuut volledig tegen de vlakte. Ippon, zogezegd. Maar belangrijker, het incident illustreert een van de grote mankementen in ons huidig democratisch model: teveel professionele volksvertegenwoordigers minachten het volk dat vertegenwoordigd wordt. Dat volk was nodig om door te kunnen dringen tot in de kamers waar de gekozenen hùn keuzes kunnen maken, en zodoende moest er tijdens de verkiezingen wel het een en ander aan dat volk beloofd worden, namelijk om stemmen te werven, en zodoende zal die volksvertegenwoordiger ook tijdens de regeerperiode af en toe nog wel een verkiezingsbelofte proberen waar te maken; er zijn immers over een aantal jaren wéér verkiezingen en het is nou eenmaal je beroep. Maar eigenlijk voelt die professional zich vrij om in onderhandelingen elke verkiezingsbelofte te breken, met het excuus dat er nou eenmaal gepolderd moet worden omdat dit de enige manier is om een meerderheid te smeden. Dat zal soms vast wel zo zijn, maar ik ontkom niet aan de indruk dat het te vaak een oneigenlijk excuus is en dat die professionele politicus vooral erop uit is de eigen zin door te drijven. Immers, de eigendunk is hoog en de dunk van het volk laag. De professionele politicus minacht het verstand van het volk. Nee, niet iedereen in dat volk, maar wel tientallen procenten ervan. Teveel procenten om alle “complexe materie” aan over te laten. Teveel procenten ook om met een simpel ja of nee te laten beslissen over veel te simpele referendumvragen. Alsof het in de Tweede Kamer anders gaat. Ook daar is het uiteindelijk altijd (altijd!) een kwestie van een simpel ja of nee op een simpele vraag. Alsof het in de Tweede Kamer gaat om stuk voor stuk verstandige, weldenkende, rationele en emotioneel uitgebalanceerde mensen die eerst alle stukken zeer goed tot zich genomen hebben. Wat dus niet waar kàn zijn. Het stoelt op het idee dat àlle verstandige, zeer goed geïnformeerde mensen – in het kabinet, in het parlement, buiten de politieke arena – per definitie vòòr een wetsvoorstel zullen zijn, juist omdat ze zo verstandig en goed geïnformeerd zijn. Wat dus onzin is. Maar mocht het geen onzin zijn, dan mag je bij het volk evengoed meer dan 90 procent vòòr verwachten. Dus waarom zou je je dan zorgen maken over het lot van je wetsvoorstel bij een referendum????
Wiegel toch, al die jaren heb je het volk geminacht. Je kracht is dat je deze waarheid al die jaren goed verborgen hebt gehouden voor een fiks deel van dat volk. En wees gerust, lang niet alle mensen keken naar Buitenhof. En wees verder gerust, want degenen die je minachting wèl doorhebben zijn te beschaafd om je hierom te gaan kielhalen. Maar het is wel mijn overtuiging dat onze politieke contreien gezuiverd moeten worden van mensen zoals jij. Je bent een nepvolksvertegenwoordiger gebleken, omdat je met opzet juist niet ‘het volk’ vertegenwoordigde.