- Is ‘Critical (Race) Theory’ echte wetenschap? - 14 december 2021
- Het internet als mindblower en de mensenrechten als bron van onrust - 17 april 2021
- De ernstige fout in de UVRM: Universalisme - 11 februari 2021

Chlorophyl had alle reden om de zwarte ratten te vrezen. Er was werkelijk geen enkele zwarte rat die hij kon vertrouwen. Macherot tekende deze strip in de jaren 50. Zou er anno nu nog zo’n strip gemaakt kunnen én mogen worden?
Discriminatie is een uitvinding van mijn tegenspeler, de duivel. Nou ja, dat dènken een hoop mensen. Ik – God – denk daar veel genuanceerder over. Discriminatie is juist een heel mooi idee van mij geweest. Zonder discriminatie waren jullie nooit zover gekomen! Het is zeer bewust door me ingebakken in jullie dna, net zoals het is ingebakken in het dna van de andere dieren. Het komt erop neer dat jullie hersenen zo goed als helemaal erop ingericht zijn dingen van elkaar te kunnen onderscheiden en als zodanig te onthouden als je daar baat bij hebt. Mooi toch?! Het stelt je in staat om op de loer liggend gevaar op tijd te onderkennen, om te beoordelen of je met een vriend of een vijand van doen hebt, om in te schatten of het gezond volk is of volk dat mogelijk ziekte meebrengt, om uit de hemel te kunnen aflezen of er mooi weer op komst is of juist donder en bliksem. Kijk, als je meerdere soorten zand goed van elkaar kunt onderscheiden, bijvoorbeeld dat de ene soort toch iets groener is en de andere iets geler, dan heb je daar wat aan als die eerste iets verraadt over de aard van dat zand. Misschien is het daaronder toch natter, zoals in drijfzand. Als dat zo is, dan onthoud je dat, want dan heb je er wat aan. Maar zijn twee soorten zand wel te onderscheiden en bleek jou nooit dat er een functioneel verschil was? Dan vergeet je dat kleurverschil en gooi je ze al snel op één hoop. Ofwel, dan doe je het tegenovergestelde van discrimineren, namelijk generaliseren. Mooi toch? Zo wordt de wereld een stuk begrijpelijker, toch? Het grappige is dat jouw dna een weerspiegeling is van het dna dat jouw voorouders sterk hielp in dat discrimineren. Eskimo’s kunnen meer kleuren wit onderscheiden en woestijnvolkeren hebben datzelfde met zandkleuren. Toegegeven, dat kende zijn prijs, want je kleurreceptoren in je ogen moesten er een andere gevoeligheid voor opofferen. Maar goed, sommige kleurtinten komen in een woestijn amper voor, dus als je uitgerekend daar geboren bent kan je die wel missen. Gek genoeg zeggen mensen in een ander werelddeel over zo iemand dan weer dat ‘ie kleurenblind is, alsof het om een stoornis gaat. Tsja, het lijkt de prijs voor al dat verhuizen naar andere werelddelen. Ben je geboren in de woestijn uit ouders die geboren zijn in de woestijn uit ouders die geboren zijn in de woestijn uit ouders die … geboren zijn in de woestijn, neem je het vliegtuig of de boot of een bootje naar een gebied waar helemaal geen woestijn is. En dan noemen ze je opeens kleurenblind. Terwijl die lui zelf maar een paar soorten zand kunnen benoemen en jij wel tien. Of niet, als jij niet was geboren en getogen in die woestijn, omdat het je ouders waren die waren vertrokken. Je had wèl de gevoelige ogen, maar je miste de leerervaringen uit je jeugd. Ja, lieve schat, daar zit je dan in dat nieuwe land. Heb je allemaal lichamelijke kenmerken die heel goed van pas komen in dat land
van origine, heb je er in dat nieuwe land niks aan. En je moet ook nog eens van lieverlee aanzien hoe al die autochtonen – al die inboorlingen – allerhande lichamelijke eigenschappen hebben die in deze regio juist wèl handig zijn.
Er zijn pietlutten onder de biologen die beweren dat er geen rassen onder de mensen zijn. Tsja, het is maar hoe je een ras definieert. Maar goed, stel je geeft die mensen gelijk, dan zou je ook moeten ophouden andere mensen te beschuldigen van racisme. Want als er geen rassen zijn, dan is er ook geen racisme. Simpel. Wat zeg je? Te simpel? Racisme bestaat volgens jou wel? Prima, maar dan bestaan rassen ook. Het is het een of het ander. Als jij een uitspraak over iemand met een donkere huid racisme vindt, dan ben jij het die een donkere huid als rassenkenmerk definieert. Sterker, het slaat op je terug, want als jij dat als rassenkenmerk neerzet, dan doe jij zelf blijkbaar aan racisme.
Néééé, hoor ik je denken. Nee, je doet pas aan racisme als je het een negatief kenmerk vindt. Opnoemen van positieve kenmerken is dus géén racisme? Kijk uit met die redeneertrant! Je staat bijna schaakmat. Doe eens een stap terug en overzie het speelveld nog eens.

Sjors en Sjimmie waren dikke vrienden en maakten zo duidelijk aan de lezertjes dat de kleur- en taalverschillen daaraan niets af deden.
Met dat soort strips werden de kinderen in de jaren 50 en 60 opgevoed en de boodschap was: Ja, er zijn uiterlijke verschillen en toch zijn het gewoon goede vrienden. Ergo, die kinderen kwamen tot de onvermijdelijke conclusie dat het onderscheid in kleur en taal er niet toe deed, want ze deden immers samen dezelfde dingen. Zij gingen generaliseren. En daarmee was die vorm van discrimineren zomaar doorbroken. Mooi toch? Maar waarom wordt er tegenwoordig dan zo schande gesproken over die dikke rode lippen? Dikke rode lippen die de kinderen uit die jaren helemaal niet opvielen. Beetje gezocht, vind je niet?
Maar misschien is het nodig om eerst toch weer te beginnen over discriminatie, want het gaat helemaal niet om rassen en racisme. Het gaat om variatie tussen mensen en om discriminatie. Wanneer jullie spreken over racisme, hebben jullie het eigenlijk over discriminatie. En je hebt gelijk als je opmerkt dat iemand met een donkere huid verschilt van iemand met een lichte huid. Idem heb je dus gelijk als je opmerkt dat iemand discrimineert als er verschil in behandeling wordt gemaakt tussen lichte en donkere mensen. Maar is het ook discriminatie als die donkere persoon hoger wordt aangeslagen dan die lichte persoon? Of andersom! Let goed op, want het enige goede antwoord is … JA. Dan de vervolgvraag: Is dat fout ofwel verkeerd? Hier is helaas geen eenduidig antwoord te geven. Het zou fout ofwel verkeerd kunnen zijn, maar het zou evengoed volkomen correct kunnen zijn. Het vergt dus iets meer verdieping om de juiste conclusie te kunnen trekken. Die verdieping wordt echter niet altijd gezocht; er wordt dan al direct een oordeel uitgesproken; een oordeel op basis van eerdere ervaringen. Een vooroordeel. Ofwel, een oordeel waar lang vooraf – lang geleden – een pietsie over is nagedacht en waar toen radicaal voor is gekozen. Mooi, dat scheelt een hoop denkwerk in de toekomst, moet die persoon toen hebben gedacht. En, zo dacht ‘ie, dat zal me ook een hoop nadenktijd schelen, tijd die ik op cruciale momenten beter kan benutten om adequaat te reageren. Zie ik ooit weer een verward uit de ogen kijkende man met een mes in de uitgestoken hand? Wegwezen! Die man is fout, fout, fout. Niet op dat moment genuanceerd gaan nadenken of die eerste analyse eigenlijk wel correct is. Nee, vooroordeel is zeker geen negatieve eigenschap pur sang. Sterker, vooroordeel is zeer bewust door me ingebakken in jullie dna. Wees blij, want je voorouders hadden het zònder nooit overleefd.
Stel je voor, je verre voorouders woonden in een dorpje, in een gemeenschap van hooguit 150 anderen. Iedereen kende iedereen. Niemand deed de ander kwaad. Dan, op een dag, kwam er een vreemdeling – letterlijk een vreemdeling dus – het dorp binnenlopen. De man zag er anders uit. De kinderen zagen nog geen gevaar in hem, maar de ouderen raakten meteen op hun hoede. De vorige keer dat precies zo iemand het dorp had bezocht, was kort daarna een ziekte uitgebroken die wel 30 levens had geëist. De ouderen besloten de man te verjagen. Was dat discriminatie? Jazeker. Jouw voorouders discrimineerden. Erg, hè? Nog erger, ze waren verre van liefdevol voor de vreemdeling. Ze zaten er echter niet mee. Dorpelingen uit de omgeving dachten er net zo over. Het was de gewoonste zaak van de wereld (schreef ik ‘wereld’?) om op die wijze te discrimineren. Niet dat ze altijd en iedereen discrimineerden. Er waren ook gasten die wèl welkom waren. Discriminatie werkt namelijk twee kanten op: Je kan er negatief uit komen of juist positief. De welkome gasten moesten dan wel logeren in de herberg, dus niet bij de mensen thuis. En ze moesten hun zwaard even terzijde leggen. Zo werden de risico’s meteen flink ingeperkt. Overigens kwam het in den beginne niet voor dat er in een blanke gemeenschap opeens een zwarte man binnentrad. Of andersom. Die woonden immers veel te ver weg, in een gebied waar men geen weet van had, want de afstanden waren veel te groot en de tochten veel te gevaarlijk.
Kijk, er waren in die eeuwen natuurlijk ook situaties die jij niet meer kent en waarop ze amper een goed antwoord hadden. Een groep met de omvang van een hedendaagse motorbende was al in staat om van dorp naar dorp te gaan en daar de boel op stelten te zetten. Niet onlogisch dus dat dorpelingen en boeren de bescherming van één zo’n bende ‘accepteerden’. En net zoals motorbendes onderling te herkennen zijn, waren die bendes ook te herkennen, te onderscheiden. Zo kreeg je dat je voorouders gingen spreken van ‘goede steden’. Dat waren dan de steden waar de bende zetelde die hen beschermde. Goed en slecht, het zijn termen die je voorouders veel gebruikten. Ze waren essentieel om te overleven. Ze hadden niets aan geleuter over dat ieder mens in wezen goed is en dat slechtheid in alle mensen zit. (Wat trouwens een rare hersenkronkel is, want wat is het nou. Zijn mensen nou in wezen goed of zijn ze in wezen slecht?) Zulk geleuter was veel te risicovol. Je kon maar beter argwanend zijn en iemand die je niet kende wegjagen. En nogmaals, dat was gewoon de norm, omdat iedereen in hun streek zo handelde. In de tegenwoordige tijd hebben jullie het over ‘mensenrechten’, zoals het recht om niet te worden gediscrimineerd. En als dat dan toch gebeurt, voelen jullie je slachtoffer en zielig en buitengesloten. En zelfs zijn er onder jullie die dan met wapens, uitgerekend met wapens, die discriminatie denken te kunnen uitbannen. Waarmee natuurlijk alleen maar nieuw kwaad bloed gezet wordt, uiteindelijk zelfs bij de kindjes, die natuurlijk geen kindjes blijven.
Dit is een mooi moment om ook iets te zeggen over die mensenrechten. Ja, ik weet heus wel dat jullie zijn gaan twijfelen aan mijn bestaan. Ach, in één opzicht hebben de twijfelaars natuurlijk groot gelijk. Ik – God – ben wel machtig, maar niet veel machtiger dan de mens en zeker niet dan de hedendaagse mens. En al was ik veel machtiger, dan nog heb ik niet het recht om van jullie te eisen dat jullie mij moeten dienen en braaf moeten doen wat ik zeg. Hooguit kan ik wat adviezen geven, maar zelfs die kunnen jullie in de wind slaan. Het is jullie gegeven – door mij – en het is jullie lot. Jullie kunnen alles heel mooi maken én jullie kunnen het allemaal verpesten. Dat jullie de afgelopen tijd mensenrechten hebben opgesteld is een fenomeen dat ik niet heb voorzien. Wat mij betreft was het een uitvloeisel van jullie toenemend ongeloof. De religie was natuurlijk een mooie uitvinding van me. Door net te doen alsof ik altijd op jullie neerkijk en alles heus wel zie én jullie ook nog eens ten langen leste – ooit – de maat ga nemen, waren de religieuze heersers in staat om jullie regels op te leggen die een zekere maatschappelijke rust brachten. Maar voor ongelovigen werkt dat natuurlijk niet en moest er iets anders bedacht worden. Een slimmerd bedacht toen dat de kerk reeds het begrip ‘heilig’ had geclaimd en aan mij almacht had toegedicht, dus dat die termen niet zomaar overgenomen konden gaan worden zonder in aanvaring met die kerk te komen. Maar ook bedacht die slimmerd dat de declaratie niet de vorm moest gaan krijgen dat ‘we vinden dat het beter zou zijn als’. Nee, het moest een verklaring worden die kon concurreren met die van de christelijke religie. En het werd: Een ‘universele’ verklaring die moest gelden voor ‘alle’ mensen! ‘Universeel’ als concurrent van ‘almacht’. Met minder kon het niet gedeclareerd worden! Bovendien een recht en niet slechts een gunst! Ja, zelfs voor àlle mensen. Goed gevonden!
Aanvankelijk leek dat me heel slim. Maar ja, achteraf was het natuurlijk helemaal niet slim. Want die regels waren opgesteld door een stel nitwitten uit een bepaalde cultuur. Die gingen even bepalen hoe mensen uit andere culturen ertegenaan moesten kijken. Als je, anno nu, je licht goed laat schijnen over de wereld, dan zal je een heleboel fel conflict en diepe verdeeldheid zien die uitgerekend gaat over de legitimiteit van die mensenrechten. Er is een diepe kloof tussen mensen die de ‘universele mensenrechten’ de vanzelfsprekende norm vinden – die het een schande vinden als het ergens nog steeds niet de wet is – en anderen die dat, veelal op punten, niet vinden. En die mensen vechten elkaar letterlijk of figuurlijk de tent uit. Het zal je nu niet meer moeten verbazen als ik – God – zeg dat die tweede groep het gelijk aan zijn zijde heeft. De declaratie van de universele mensenrechten rammelt aan allerlei kanten. Het doet simpelweg geen recht aan jullie historie, aan jullie dna, aan jullie natuur.
Tip: Stop met het gebruik van het woordje ‘universeel’. Vorm meer lokaal een set mensenrechten en noem ze jullie normen en waarden, gun andere streken hun set mensenrechten en drijf gewoon geen handel met regio’s die er normen en waarden op nahouden die jullie te strijdig achten met die van jullie. En vinden jullie het te gortig in zo’n andere regio, bijvoorbeeld omdat vrouwen er helemaal niks te zeggen hebben? Voer oorlog, overwin ze en leg jullie normen en waarden op. Althans, als dat past binnen jullie normen en waarden. Past dat er niet in? Bereid je dan in elk geval voor op regio’s die wèl tot zulke strijd bereid zijn. Hoe dan ook kom je er niet onderuit een leger te hebben. De jongens van de moderne motorbende waren in een eerder leven de soldaten van het leger of de strijders van de roversbende geweest. Roversbendes die in het beschavingsproces wel degelijk een cruciale rol hebben gespeeld. Pacifisme heb ik nergens ooit zien slagen. Let wel, ik heb het dan niet over bemiddelingspogingen. Die waren talrijk en slaagden vaker wel dan niet. De beste bemiddelaars waren zich ervan bewust dat ieder van de twee kampen belangen had. Waren beider belangen redelijk en was een compromis mogelijk? Dan kwam er een compromis. Dat was natuurlijk niet altijd het geval en dan kwam er oorlog. En daarna was er dan weer vrede. Zo ging dat en zo zal dat blijven gaan. Individueel leven was voor de natuur nooit heilig. De natuur kent niet zulke mensenrechten.