Samuel Veissière, professor aan McGill University, over de transgender-problematiek

Peter van Lenth
Volg me

Dit is een vertaling van ‘A Surfeit of Empathy and an Absence of Compassion‘ van Samuel Veissière.
Origineel gepubliceerd 9 december 2018. Vertaling 26 maart 2019.

The symbol of the transgender in hands on a cardboard plate, covTitel: Een overvloed aan empathie en een gebrek aan compassie

Ik ben een antropoloog en hoogleraar psychiatrie aan de McGill Universiteit (Canada, Montreal). Ik heb gepubliceerd, en wordt in de media uitgebreid geciteerd, over culturele evolutie, verslaving aan sociale media, de nieuwe internet-subculturen, sociale dimensies van cognitie en mentale gezondheid, en de impact van recente culturele wijzigingen in gender normen op het welbevinden van jonge mensen.

Als essayist en populair wetenschappelijk commentator heb ik uitgebreid geschreven over de evolutionaire basis van wat ons heden ten dage zoal bezighoudt, van tribalisme in de politiek tot culturele paranoïa in het licht van #MeToo en nocebo effecten in de medicalisatie van dagelijkse problemen. Tot nu toe ben ik erin geslaagd om schandalen en woede te voorkomen door genuanceerd en onpartijdig te schrijven en expliciet te waarschuwen voor het risico van ‘Wij versus Zij’ denken. Ik voelde me redelijk succesvol in het aanwakkeren van betekenisvolle en rationele dialogen, totdat ik de ‘derde rail‘ raakte over transgender identiteit.

Afgelopen week rapporteerde ik in Psychology Today over de studie van Dr. Lisa Littman over Rapid-Onset Gender Dysphoria (ROGD). Die studie had een oproer teweeggebracht onder activisten, omdat Littman durfde te suggereren dat ervoor uitkomen trans te zijn in sommige gevallen vooral een verkeerde strategie van jonge adolescenten en jong-volwassenen zou zijn op hun dieper liggende problemen. Dr. Littman is arts en assistent-professor aan de Brown Universiteit. Zij onderzocht 250 ouders van kinderen (voornamelijk meisjes die niet al op nog jongere leeftijd ‘genderdisforie’ ervoeren) die plotseling de wens hadden geuit om van geslacht te willen wisselen. Met name  interessant (gezien mijn eigen expertise-gebieden) was een van de hypothesen van Dr. Littman: De potentiële rol van imitatie van leeftijdgenoten en de aandacht die in de sociale media wordt geschonken aan het inspireren van jongeren om hun verwarring te uiten middels het idioom van transgenderisme.

Op de dag van publicatie werd de Brown Universiteit door de druk vanuit activisten gedwongen om een persbericht over de studie terug te trekken, ondanks de steun die Dr. Littman kreeg vanuit de academische wereld zelf, inclusief die van de voormalige voorzitter van de Harvard Medical School. Sinds die dag wordt elk artikel over ROGD of elke oproep om het nader te bestuderen op dezelfde manier systematisch aangevallen door activisten.

Binnen een uur nadat mijn artikel gepubliceerd werd, hadden Psychology Today editors reeds klachten binnen gekregen van activistische groepen. Snel daarna kwam op internet een golf van artikelen, tweets en petities los waarin gepoogd werd mijn artikel en karakter omlaag te halen. Mijn oproep om compassie te tonen voor alle zijden van dit debat in een vervolgartikel werd breed gedragen door ouders en artsen, maar maakte dingen alleen maar nog erger volgens de activisten. Mijn inbox stroomde vol met hatelijke reacties (hate mail). Blogartikelen, waarin mijn werk op grove wijze fout werd geciteerd, schilderden mij af als een transfoob en een mysogynist (vrouwenhater). Een commentator in Psychology Today suggereerde dat ik “naar de gevangenis” zou moeten “vanwege het beschadigen van zovele kinderen”, terwijl talloze anderen Dr. Littman en mij beschuldigden van het promoten van ideologie-gedreven pseudowetenschap. Echter, de bronnen die de activisten citeerden om ROGD-studies in diskrediet te brengen, waren zonder uitzondering afkomstig uit dezelfde poel van blog- en opinieartikelen die uitgerekend deze activisten publiceerden. Het is inderdaad een vreemde wereld wanneer onwetenschappelijke ideologieën wetenschappers ervan beschuldigen onwetenschappelijke pseudowetenschappers te zijn.

Het is belangrijk om te benoemen dat Dr. Littman in haar uit de empirie afgeleide hypothese aangaf dat er verder onderzoek nodig is, zonder daarbij morele argumenten te noemen. Activisten wensen het verdere onderzoek van ROGD in diskrediet te brengen met als argument dat Dr. Littman slechts onderzoek deed onder ‘afwijzende’ ouders die elkaar kennen van ’transfobische’ websites. Echter, de deelnemers aan het onderzoek hoorden over de studie via verschillende bronnen, waaronder een grote pro-gender Facebook groep die informatie over het onderzoek op de eigen site publiceerde. De overgrote meerderheid van de deelnemers gaf ook aan dat zij geloven dat transgenders dezelfde rechten en bescherming behoren te krijgen als de andere mensen in hun land.

Geen serieus wetenschapper of arts ontkent dat het belangrijk is degenen met genderdisforie te helpen, zowel waar het de sociale acceptatie als hun transitie betreft. Maar genderdisforie is een zeldzaam verschijnsel. Het onderwerp voor onderzoek is hier dat er mogelijk sprake is van een nieuw en zorgwekkend verschijnsel aangaande jonge mensen, gender en ‘identiteit’ en dat de transgender ideologie slechts een stukje van de puzzel is. Andere hedendaagse veranderingen, zoals die van “Generation Me” zijn waarschijnlijk eraan gerelateerd. Dus deel van het probleem in deze niet-onderhandelbare roep om aanpassing zou ons onvermogen kunnen zijn om ferm de tirannie te weerstaan van door helicopter-ouders opgevoede, met internet opgegroeide kinderen die menen dat het nodig is dat een “onderdrukte identiteit” meer gezaghebbend prestige krijgt.

Te snel tegemoetkomen aan tieners die zich in nood voelen waar het drastische beslissingen betreft die hun lichaam en hun persoonlijke en sociale aanpassing permanent veranderen, wordt in andere domeinen zonder uitzondering als onverstandig benoemd. Daarom staan we het kinderen gewoonlijk niet toe om tattoos te laten zetten waarvan we weten dat ze er later spijt van krijgen. Of zoals een ROGD-ouder het verwoordde: “Als we onze kinderen de agenda laten bepalen, willen ze nooit naar school gaan en zouden ze elke dag bij de McDonalds eten”.

Dit is waar compassie nodig is, liever dan wat Paul Bloom “parochiale empathie” noemt. Ik zou empathie kunnen voelen met het lijden van een student die me vertelt dat ze te angstig is om mijn examen af te leggen, als voorbeeld, en zou haar een aparte test kunnen afnemen op een moment en een plek van haar keuze. Een nog verder gaande vorm van compassie zou kunnen zijn dat ik haar aardig, maar ferm toespreek teneinde haar ervan te overtuigen dat ze het best kan en dat ze over haar angst heen moet zien te komen. In een slachtoffercultuur is er een ruime hoeveelheid empathie, maar onvoldoende compassie.

Net zoals veel van mijn collega’s in recente jaren, maak ik mij in toenemende mate zorgen over de toename van language policing (het op je woorden moeten letten) en extreme politieke correctheid op universiteitscampussen en in activistische kringen. Deze cultuur van slachtofferschap, identiteitspolitiek en social justice activisme promoot een simplistische kijk op de wereld, van nobele slachtoffers en kwaadaardigen die anderen tot slachtoffer maken.  Het holt vrije rede uit en creëert een klimaat van angst en kwetsbaarheid op campussen en daarbuiten. Dat onze jeugd veel geeft om rechtvaardigheid, democratie en diversiteit is een goed ding en we zouden hen daarvoor lof moeten toezwaaien. Maar aanmoedigen en ophemelen van slachtofferschap helpt die agenda niet bepaald. Het cultiveren van een gevoel van slachtofferschap tast het vermogen tot ermee omgaan en anderszins floreren aan, wakkert wrok en boosheid aan, bevordert botsingen en vergroot alleen maar de verdeeldheid, in plaats van dat het mensen verenigt.

Hetzelfde geldt voor andere goedbedoelde, maar enorm misleidende ideeën die worden gepromoot door Social Justice activisten: verwachten dat we de uitleg van mensen die hun gevoelens kenbaar maken bij voorbaat geloven, ervan uitgaan dat ‘macht’ altijd slecht is en dat de machtelozen het altijd bij het juiste eind hebben. In een slachtoffercultuur worden vaak expertise en verantwoordelijkheid verward met ‘macht’. Dokters, ouders en leraren worden dan als ‘machthebbers’ en als slecht gezien, terwijl patiënten, kinderen en studenten als de machtelozen en de goeden worden gezien.  We leven in een tijd van ongebreideld individualisme en het primair zien van de mens als klant. Tezelfdertijd ringeloren kinderen hun ouders en leraren, zijn professoren als de dood voor hun studenten en zijn dokters steeds op hun hoede voor het risico te worden aangeklaagd. Onze ”machteloze’ jongeren zijn zeer zeker succesvol geweest in het opdringen van hun agenda – zoals in het opdringen van language policing en het verwijderd willen zien van ‘schadelijke’ inhoud in cursusmateriaal tot het eisen van genderneutrale toiletten terwijl 99 procent van de mensen dat verschrikkelijk vindt. Als we de claims moeten geloven dat de mentale problemen van jongeren aan het toenemen zijn, moeten we toch ook aannemen dat dit soort aanpassingen hen geen goed doen.

In deze nieuwe cultuuroorlogen is er geen onderwerp dat méér verdeelt dan de vraag over het stijgende aantallen transgender teenagers. Complotdenkers op uiterst rechts zien het als een complot van liberalen om kinderen te hersenspoelen, terwijl uiterst linkse activisten absolute acceptatie prediken, hormoontherapie en geslachtsoperaties bepleitend voor alle kinderen die aangeven hun geslacht te willen veranderen. Allen die roepen om nuance, voorzichtigheid en verder onderzoek doen lijken niets goed te kunnen doen in zo’n debatklimaat.

Zoals het er nu voor staat zorgt de angsttactiek van de activisten – die niet nalaten ervoor te waarschuwen dat onaangepaste transgender teenagers een hoog risico op zelfmoord lopen en zelfs tot moord kunnen brengen – ervoor dat we niet toekomen aan een belangrijke ethisch debat, waardoor er een angstcultuur en slachtofferschap ontstaat waardoor een hele generatie gedoemd is te mislukken. Aan het rijtje van makkelijke beschuldigingen als “racist”, “vrouwenhater”, “islamofoob”, “zionist” en “witte man” kan tegenwoordig het label “transfoob” worden toegevoegd. Iedereen die in het gevoelige debat probeert te bemiddelen loopt risico op minstens een van deze beschuldigingen. Het is een goedkope manier om iemand die schijnbaar als criticus wordt ervaren te plaatsen in het kamp van de onderdrukkenden; onderdrukkenden waartegen de nobele slachtoffers uiteraard beschermd moeten worden.

In het debat over R OGD zien we momenteel pas het topje van de ijsberg. Er spelen eigenlijk nog grotere problemen; problemen die nu verdoezeld worden. Publieke hysterie over transgender kinderen leidt onze aandacht af van een nog wijder verspreid, maar een er onlosmakelijk aan verbonden probleem. In deze tijden van verplichte politieke correctheid groeien jonge kinderen op met het idee dat gender in zijn geheel bepaald is door cultuur, dat het daarmee onecht is en dus feitelijk slecht. Steeds meer jonge vrouwen groeien op met de angst op een of andere manier slachtoffer te zijn, en steeds meer jonge mannen kijken ervoor uit als ‘al te mannelijk’ over te komen (zie ‘toxic maculinity‘ en “toxic”). Extreme ideologieën aan beide zijden van het politieke spectrum laten ons steeds meer afdrijven van compassie en dialoog. Ondertussen maakt onze verslaving aan internet ons steeds eenzamer en angstiger, terwijl nepnieuws, kuddegedrag en hysterie alleen maar verder toenemen. Geen wonder dat jonge mensen het moeilijk vinden om in het type lichaam te leven dat hen ‘bij de geboorte toegewezen’ was.

In deze sterk gepolariseerde en harde tijd pakken dwingelandij en emotionele chantage door activisten vernietigend uit voor veerkracht, compassie en vrije meningsvorming. De opdracht om een op zich al moeilijk probleem dingen te begrijpen wordt er zo alleen maar moeilijker op. We moeten echt de hoog opgelopen spanning terugdringen door terug te keren naar dialoog in goed vertrouwen en – meer dan ooit – naar wijsheid.

 

Samuel Veissière is een antropologieprofessor (sectie psychiatrie) aan de McGill University. Twitter: @samuelveissiere 

Getagd . Bladwijzer de permalink.

Over Peter van Lenth

Vroeguh was ik hartstikke links en gaf ik op rechts af. Maar ja, de tijden veranderen en ik ben tot nieuwe inzichten gekomen. Welke? Lees mijn artikelen.

3 reacties op Samuel Veissière, professor aan McGill University, over de transgender-problematiek

  1. peter louter zeggen:
    Behoorlijk interessant. Bied het aan bij VerenofLood voor verdere verspreiding

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *