- Is ‘Critical (Race) Theory’ echte wetenschap? - 14 december 2021
- Het internet als mindblower en de mensenrechten als bron van onrust - 17 april 2021
- De ernstige fout in de UVRM: Universalisme - 11 februari 2021
Baudet heeft een recensie geschreven naar aanleiding van Houellebecq’s meest recente boek Sérotonine. De nodige politieke tegenstanders en journalisten vinden het echter meer dan een recensie. Zij menen erin te lezen hoe Baudet over bepaalde zaken blijkbaar ècht denkt en ze betichten hem van kwalijke, over grenzen heengaande gedachten. Zij zien er een bevestiging in van een al langer bevroed extreem-conservatief gedachtengoed. Zijn verweer dat het slechts een recensie was die niet alles zegt over zijn politieke standpunten, nemen zij niet voor lief. Ook een meer impliciet verweer dat hij het recht heeft om zich verder te ontwikkelen nemen zij niet voor lief.
Zulke reacties lijken gestoeld op een onuitgesproken, onderbewuste aanname dat je pas politicus mag worden nàdat je je een fundamentele mening hebt eigen gemaakt, dat wie zich als politicus presenteert niet meer fundamenteel van mening mag veranderen. Daar zit wat in. De kiezer moet weten op welk gedachtengoed er gestemd wordt. Stel je voor dat je stemde op een liberaal en dat die politicus na de verkiezingen besluit dat communisme toch echt het betere model is, dan mag je toch verwachten dat die politicus zich voor nu even terugtrekt.
Maar die reactie doet geen recht aan een politicus die weliswaar reeds de politieke arena is binnengestapt, maar evengoed de behoefte voelt de politieke visie verder aan te scherpen. Hij is immers pas kort binnen in de arena en eigenlijk nog onervaren. Forum hanteert in feite een nieuw paradigma, dat voorlopig nog wel even verfijning behoeft, vandaar dat Baudet nog steeds veel onderzoek verricht. Hij voelt goed aan dat het paradigma nog niet helemaal af is. Baudet is door velen gekozen omdat het paradigma een bepaalde richting op dwingt; een richting waar zij in geloven. Het zou zeker te gek voor woorden zijn als Forum nu opeens een totaal andere richting op ging, maar de kiezers hebben wel degelijk een soort van mandaat gegeven om een zekere hoeveelheid vrijheidsgraden te hanteren, om op details de koers bij te stellen. In dat licht beschouwd is de recensie zeker legitiem en zelfs heel goed, omdat deze in het openbaar is. Zo kunnen al zijn kiezers hem makkelijk aanspreken op bepaalde conclusies die hij erin trekt. (Zo is een van mijn tips aan hem om gerust te wijzen op de nadelige kant van abortus waar het de invloed op de demografische ontwikkelingen betreft, maar ook te blijven wijzen op de zwaar bevochten voordelige kanten ervan.)
Houellebecq is al jaren van grote invloed op Baudet, zoveel is me onderhand wel duidelijk. Het was Baudet zelf die dat aangaf; hij had het zelfs over zijn ‘leermeester‘. Aan die guru-status lijkt met het schrijven van de blijkbaar controversiële recensie trouwens wel een soort van einde gekomen, gezien wat Baudet aan het eind van de recensie schrijft. Voor de uitwerking van het paradigma lijkt me dat eigenlijk alleen maar een gunstige zaak, want Baudet gaat niet (langer) mee in de gelatenheid van Houellebecq. Diens gelatenheid is heel misschien gespeeld, maar zou ook echt kunnen zijn. Dat laatste lijkt Baudet momenteel te denken en hij neemt er afstand van. Maar wat is eigenlijk dat wereldbeeld (beter: europabeeld) van Houellebecq dat Baudet zo aanspreekt en anderen juist zo tegen de borst stuit? Eens kijken wat Wikipedia zegt over Houellebecq:
In zijn oeuvre beschrijft [Houellebecq] het bankroet van de libertijnse en neoliberale westerse maatschappij die de individuele vrijheid als ultieme maatstaf aanneemt en ontspoort in een koude, egoïstische samenleving waarin onder andere new age, vrije liefde, abortus, euthanasie en zelfmoord, maar ook een tot het uiterste doorgedreven commercialisering en ontspoord marktdenken alomtegenwoordige en gebanaliseerde verschijnselen worden. Niet alleen diverse linkse groeperingen en feministen hebben zijn werk dan ook met verontwaardiging ontvangen, maar ook vanuit het bedrijfsleven, zoals bijvoorbeeld uit de reisbranche, is aan zijn werk aanstoot genomen. Ondanks de kritiek van het merendeel van de gevestigde media, blijkt zijn werk echter uitermate populair in Frankrijk en daarbuiten.
Houellebecq’s voorspelling voor Europa wordt blijkbaar door de meeste Europeanen (en dan doel ik vooral op de autochtone Europeanen) ervaren als naargeestig. Maar waar sommigen (Baudet) het als waarschuwing opvatten, zien anderen het als bangmakerij, als tè naargeestig en tè lelijk voorgesteld, ja zelfs als gevaarlijk om erin te geloven. Zien die laatsten dat goed? Is hun angst terecht? Maar eerst over Baudet die het opvat als waarschuwing.
Baudet ontkent niet dat hij het ziet als waarschuwing, maar òf en hoe dat zich vertaalt in politieke keuzes is toch echt niet zomaar op te maken uit de recensie. Het is als de waarschuwing van iemand dat het héle gebouw in de hens staat, terwijl je – erop gewezen – concludeert dat er weliswaar brand is, maar dat nog niet het héle gebouw fikt. In die recensie doet Baudet eerst uit de doeken hoe hij de gedachtenwereld van Houellebecq heeft opgevat; zo kan de lezer controleren of hij dat gedachtengoed goed heeft begrepen. En pas daarna bevecht hij in de recensie ruimte om tegen zekere gedachten in te gaan: hij maakt zich dan toch los van zijn leermeester, wat hem de vrijheid (terug) geeft om los van Houellebecq een eigen politieke visie door te ontwikkelen. Er was de pretentie om een recensie te schrijven, niet een manifest. Niets verplicht Baudet om zijn latere politieke keuzes in volledige overeenstemming te laten zijn met deze recensie. Wie hem in zijn latere politieke jaren telkens gaat herinneren aan deze recensie, heeft iets niet goed begrepen.
Dan over degenen die Houellebecq’s waarschuwingen opvatten als tè naargeestig en tè lelijk, en als gevaarlijk. Houellebecq is vooral romanschrijver, geen politicus, al is hij er wel eentje met pretenties. Als schrijver permitteert hij het zich een beeld van de wereld – nee, beter: van Europa – te schetsen dat bepaalde problematiek sterk uitvergroot onder de aandacht brengt. Daarvoor generaliseert hij en rept hij niet over met dat beeld strijdige zaken. Zo schetst hij het beeld van een ‘koude, egoïstische samenleving’ en laat dan uiteraard details weg die dat beeld ondermijnen. Hij schetst dat beeld uiteraard niet omdat het zijn wensdroom van de samenleving is, maar juist omdat hij ervan gruwt. Met zijn sombere kijk op Europa beoogt hij (hoop ik) lezers wakker te schudden en aan te sporen er wat aan te doen voordat zijn onheilspellende voorspellingen uitkomen. Misschien is het beeld dat hij schetst inderdaad tè naargeestig, maar zou er ook maar één iemand naar hem luisteren als hij de samenleving met meer geruststellende woorden beschreef? Dat is misschien wel wat veel linkse mensen willen; zij lijken erg ontvankelijk te zijn voor geruststellende woorden waar het onderwerpen als immigratie en Islam betreft; hun zorgen over het milieu zijn al groot genoeg, daar kan een tweede groot thema gewoon niet bij zonder in een diepe depressie te raken. Toch zullen ze eraan moeten geloven. Immers, wat heb je aan een schone wereld waar de idealen van de Verlichting niet langer gelden. Of nog sterker: hoe bereik je ooit een schone wereld als de idealen van de Verlichting allang niet meer gelden? Er is ook voor links alle reden om Houellebecq’s waarschuwingen serieus te nemen.
In welke zin nam Baudet enige afstand van Houellebecq? Het leek er even op dat Houellebecq de pretentie had een self-denying prophecy uit te spreken. Maar Baudet durfde dat aan het eind van zijn recensie te betwijfelen. Hij kreeg, diens laatste boek lezende, gaandeweg de sterke indruk dat Houellebecq zich in de loop van de tijd begon neer te leggen bij het naderende, naargeestige lot van Europa; dat hij erin begon te berusten; dat hij zich van lieverlee aan het voorbereiden was op met name een door de Islam overgenomen Europa. En dat beviel Baudet niet echt. Baudet hoopt nu op een volgende generatie schrijvers die zich vooral niet neerlegt bij dat lot; die de analyses van Houellebecq juist als uitgangspunt neemt voor een strijdlustige, politieke toekomstvisie waarin de door Houellebecq beschreven negatieve ontwikkelingen stuk voor stuk worden teruggedraaid.
Er is nog één andere verklaring voor het gedrag van mensen als Baudet die ik hier wil uitwerken: Deze mensen kunnen niet anders dan ‘de andere kant’ benoemen, zelfs als dat afkeer oproept. Neem de linkse meute die denkt dat Houellebecq verklaard tegenstander is van linkse verworvenheden als vrije liefde, abortus en euthanasie. Ik zal niet zeggen dat het tegendeel waar is, wel dat zijn kritiek bedoeld is als tegenwicht voor de lyrische lofzang van links op die verworvenheden. Renzo Verwer citeerde gisteren Houellebecq:
‘Elke samenleving heeft haar zwakke punten, haar wonden. Leg je vinger op de wond, en druk goed hard. Spit de onderwerpen uit waarover niemand wil horen. De achterkant van de façade. Leg de nadruk op ziekte, lelijkheid, verval. Praat over de dood, en over de vergetelheid. Over afgunst, liefdeloosheid, frustratie. Wek afkeer op, dan zit je goed.’ (uit Rester vivant (1991))
Mijn reactie aldaar was:
Het afkeer opwekken lijkt me eerder het lot van degene die het niet kan laten ook de nadelen te benoemen van iets waar anderen slechts de loftrompet over kunnen steken. Het lijkt me geen tactiek. Eerder een lot. Maar wel een lot dat gepaard gaat met het gevoel dichter bij de waarheid te zitten dan die anderen. En zelfs als die waarheid een onaangename is geeft dat toch een meer verlicht gevoel.
Mensen als Houellebecq, Baudet en ook Renzo Verwer en ik kunnen het gewoon niet laten om ook de nadelen te benoemen van iets waar anderen slechts voordelen opnoemen – en voor de volledigheid ook andersom: voordelen te benoemen waar anderen alleen maar nadelen opnoemen. Die houding is niet uit recalcitrantie. Het is veel simpeler, we hebben op zeker moment een glimps opgevangen van die andere kant, raakten erdoor geïntrigeerd en ontwikkelden sindsdien steeds meer gevoel voor die kritische benadering. Er is dan eigenlijk geen weg terug meer. Het weer de ogen sluiten voor dat wat blijkbaar niet genoemd mag worden, maar desondanks toch hartstikke waar is, is gewoon onmogelijk. Wie één maal een neushoorn heeft gezien, zal nooit meer ervan te overtuigen zijn dat neushoorns niet bestaan. Hooguit zal over het bestaan ervan nooit meer gesproken worden, maar in een land dat zègt dat er vrijheid van meningsuiting geldt, voelt het nooit-meer-erover-spreken niet goed. En terecht.