- Is ‘Critical (Race) Theory’ echte wetenschap? - 14 december 2021
- Het internet als mindblower en de mensenrechten als bron van onrust - 17 april 2021
- De ernstige fout in de UVRM: Universalisme - 11 februari 2021

Belangenbehartiging. Iedere politieke partij kan je bezien als een belangenpartij, een partij die opkomt voor de belangen van een deel van de bevolking. Zo bezien is al hun nadruk op normen en waarden waar zij voor zeggen te staan een soort van wassen neus. Zulke nadruk dient, zo vindt de skepticus, geen ander doel dan hun eigen belangen een zo groot mogelijke kans geven. Of, nou ja, zo zegt een andere skepticus, het doel kan ook zijn dat de partij het eigen standpunt naar zichzelf toe goed wil praten, zodat er door de leden rustig geslapen wordt en ze niet het idee hebben egoïstisch bezig te zijn.
Maar je hebt ook belangenorganisaties. Dat zijn geen politieke partijen. Wel lobbyen een aantal zich een ongeluk bij politieke partijen. Verder geldt het bovenstaande ook voor deze organisaties. Of ben ik dan als zo’n skepticus?
De echte belangenorganisatie komt op voor de belangen van de leden. Denk aan vakbonden. Maar er zijn ook organisaties die niet bepaald de organisatieleden zelf ten goede komen. Dan is er sprake van een zeker altruïsme; ‘het goede doel’ wordt gediend. Zij verdedigen bijvoorbeeld de belangen van dieren, waarbij dan maar wordt aangenomen dat die dieren er echt blij mee zijn. Voor het gemak noemen we ook zulke organisaties belangenorganisaties.
Zulke organisaties doen er alles aan om ‘het publiek’ duidelijk te maken dat een en ander niet egoïstisch bedoeld is, maar dat het allemaal juist gaat om het geluk van ‘het volk’ of het recht van ‘de natuur’. Dat is nobel. Maar dat is alleen nobel, zegt de skepticus, als de claim helemaal klopt. Wat we in de praktijk eigenlijk altijd zien is dat er dan andere partijen of organisaties – of individuen, bijvoorbeeld op Twitter! – zijn die protesteren, omdat ze vinden dat de claim dat ‘het hele volk’ bij het ‘advies’ is gediend onwaar is, of omdat ze twijfelen aan het goede van ‘het goede doel’. Een enkele keer – en tegenwoordig is het veel vaker, want Twitter – kunnen zulke critici het niet laten om echt boos of echt cynisch te reageren. Zulke dwarsliggers kùnnen er natuurlijk ver naast zitten. Het kàn zo zijn dat ze dwarsliggen uit egoïsme, of dat het gewoon eeuwige negatievelingen zijn. Maar dat hoeft niet zo te zijn. Het kan net zo goed gaan om mensen die zien dat er aan een ingediend ‘advies’ fikse nadelen zitten; nadelen waarover blijkbaar niet is nagedacht door de indieners.
Hoe kom je erachter welk vlees je in de kuip hebt met die ‘critici’? Of nog beter, hoe zorg je ervoor dat je ‘advies’ geen al te boze of al te cynische of sarcastische reacties opwekt, en zeker niet in grote hoeveelheden?
Mij lijkt het dat je als belangenorganisatie het beste nog tijdens het opstellen van je adviesrapport een groep formeert die de opdracht heeft om kritiek te spuien. En zo’n groep kan je het beste opbouwen uit critici uit die zuilen waarvan je weet dat ze erop uit zullen zijn je advies onderuit te halen.
Ja, het zou zomaar kunnen dat de argumentatie van die groep zo heftig ingaat tegen het gewenste doel (het advies dat de organisatie wil geven), en dat de argumentatie van de kritische groep zo goed in elkaar steekt dat (een deel van) de opstellers hevig beginnen te twijfelen. Het lijkt mij dat er dan een herzien advies moet worden gezocht.
Argumenten van de kritische groep kunnen diverse vormen aannemen. Eén vorm betreft inhoudelijke vakkennis; er worden onderzoeksresultaten aangehaald die een heel ander beeld van de werkelijkheid suggereren. Een andere vorm focust op de kans dat een advies weerzin zal gaan opwekken bij een deel van ‘het volk’, ook al klopt het advies. Met beide aspecten moet de organisatie iets doen. Zo niet, dan is er feitelijk sprake van een bubbelorganisatie; een organisatie die denkt dat elk weldenkend mens, zo niet het hele volk, er net zo over denkt als alle medewerkers van de organisatie. Medewerkers die natuurlijk bij hun sollicitatie zijn getoetst op hun standpunten. Standpunten die afwijken van de missie van de organisatie leiden ertoe dat je niet wordt aangenomen. Zo werkt dat nou eenmaal.
Ik schrijf hier niet dat een belangenorganisatie het zo gewenste advies aan de maatschappij moet afzwakken naar een niveau dat het op niemand nog ook maar enige indruk maakt. Ik schrijf hier wel dat men zich moet realiseren dat er tegenkrachten kunnen zijn en dat die ervoor kunnen zorgen dat het zo goed bedoelde advies bij een niet onbelangrijk deel van ‘het volk’ eerder wrevel dan instemming oproept.
De belangenorganisatie kàn er natuurlijk voor kiezen bijna de helft van het volk volkomen te negeren, als het weet dat de politieke partijen met een krappe meerderheid naar hun hand gezet kunnen worden. Dat zou dan, gezien ons democratisch stelsel, zijn onder het motto dat ‘het doel die middelen heiligt’. Niet zelden zien we zulk, in een echte democratie onethisch, gedrag bij organisaties. Vrijwel altijd is hun verweer dat er nou eenmaal sprake is van een nood, zo van ‘nood breekt wet’. Als we nu niet drastische klimaat- en milieumaatregelen nemen, is het zo meteen echt te laat, zo gaat de redenering inzake het klimaat en milieu. Er wordt dan alarm geslagen en een apocalyptisch beeld van de nabije toekomst wordt geschetst.
Dat van de apocalyps zit trouwens diep in ons dna, zo lijkt het. In elk geval is de bijbel ervan vergeven. Zonder apocalyptische gevoelens zou er waarschijnlijk geen christelijke en joodse religie zijn, of enige andere religie. De apocalyps is door gelovigen alle eeuwen voorspeld, met als doel om het volk te laten handelen naar bepaalde regels; regels die de orde moesten handhaven, de macht bij de machthebbers moest houden, maar ook de mensen moesten aansporen zich aan bepaalde hygiënische regels te houden. In de tegenwoordige tijd ligt het niet anders, ondanks dat we zijn aanbeland in een hoogwetenschappelijk tijdperk. Vroeger was het een profeet, nu wordt statistiek gebruikt om ons allen een apocalyps te voorspellen, of in elk geval een dystopie. Tenzij. Ja, tenzij we allen maar braaf gaan doen wat de alarmisten ons vertellen.
Het vervelende is dat de alarmisten gelijk zouden kùnnen hebben. We weten wel dat alle in het verleden verkondigde apocalypsen niet zijn uitgekomen, maar je weet niet hoe dat met de nieuwe voorspellingen uitpakt. En laten we wel zijn, er zijn in het verleden natuurlijk wel heel veel rampen over de mensen gekomen. Het huidige coronavirus is de laatste in een schier oneindige rij virussen die telkenmale weer de mensheid decimeerde. Ons lijkt zo’n lot een onverkwikkelijke ramp, voor onze voorouders was het telkens weer een feit waarmee het maar om te gaan had. Wat ze uiteindelijk ook telkens weer deden. Wij kunnen ons dat niet meer voorstellen, zelfs letterlijk. De bubbel van ons denken kan daar met de pet niet bij. Stel dat in ons land iedereen het virus oploopt en 5 procent overlijdt, dan is dat tegen de miljoen aan. Menigeen zou dat ervaren als een apocalyps. De natuur heeft daarover echter geen mening en de mensheid zou gewoon doorgaan met bestaan. Maar de klimaatalarmisten lijken ons te willen waarschuwen dat hun apocalyps een nog véél grotere omvang zal hebben. Mij lijkt dàt nou weer overdreven. Zelfs al zou de hele randstad overstromen (wat niet gaat gebeuren), dan nog is de mensheid, als mensheid, niet verloren. Voor individuen, families en zelfs hele gemeenschappen kan het dan afgelopen zijn, maar de geschiedenisboeken staan boordevol met zulke rampspoed. Rampspoed die nog nooit de hele mensheid uitroeide.
Ik begrijp dat fatalisme – fatalisme zo van: het zij dan maar zo dat heel Delft opeens onder water verdwijnt – niet tot een van onze kernwaarden moet gaan behoren. Dat gaat ook hevig in tegen wat de Nederlanders alle afgelopen eeuwen heeft gekenmerkt. Ik begrijp prima dat er gewaarschuwd moet worden, en dat we die waarschuwingen moeten omzetten in zeker beleid. Maar de kritiek van opponenten moet vooral niet genegeerd worden. Het advies van een belangenorganisatie hoeft waarschijnlijk niet tot in elk detail te worden gevolgd.
Dat alles gezegd hebbende, ik ben er zelf eentje uit de zuil die alarm sloeg (en slaat) over de Islam, over migratiestromen en over integratieproblemen. Ik bepleit heftig het grote belang van onze eigen normen en waarden, onze cultuur, tradities en vorm van democratie. Al het bovenstaande zou je ook op mij en mijn zuil kunnen toepassen. Toch is er een verschil. Nogal wat van alle hierboven bedoelde belangenorganisaties zitten in een netwerk waar zij beleidsmakers hevig kunnen beïnvloeden. Voor mij en mijn zuil geldt dat nog steeds niet. Ons alarm van de afgelopen, laten we zeggen, 20 jaar is aan de lopende band belachelijk gemaakt (met referenties aan nazisme, fascisme, racisme, noem maar op) door mainstream media, politieke partijen én de nodige belangenorganisaties. De critici van mijn zuil profileren zichzelf als links. Het heeft ertoe geleid dat in mijn zuil zwaar negatief wordt gedacht òver die media, politieke partijen en belangenorganisaties. En aan ‘links’ dus, terwijl veel van de mensen uit mijn zuil zelf een linkse geschiedenis hebben. En dàt leidde er weer toe dat ze nu bijzonder nukkig staan tegenover allerhande ‘adviezen’ die belangenorganisaties via rapporten ophoesten. Wil ‘links’ meer kans maken dat mensen uit mijn zuil hun alarm goedwillend lezen, dan zou ‘links’ er meer dan verstandig aan doen eens op te houden het alarm dat mijn zuil slaat belachelijk te maken.
Je zag mij diverse keren links tussen quotes zetten. Ik ben ervan overtuigd dat de ware linkse mens wel degelijk grote moeite heeft met Islam, migratie en integratieproblemen. Om onderscheid te kunnen maken, wordt daarom in mijn zuil ook wel gesproken over ‘de regressief linkse mens’. Het is een type mens dat zich links noemt, maar het niet echt is. De regressief linkse mens past bepaalde principes ronduit dogmatisch toe, zoals het idee dat àlle mensen gelijk moeten worden behandeld, dus ongeacht hun normenstelsel. Het leidt er bij hen toe dat ze zelfs partij kiezen voor mensen uit culturen die tegengesteld denken over vrouwen en homo’s, om maar eens twee voorbeelden te noemen. En ik hoef hopelijk niet uit te leggen waar ik precies op doel. Mijn alarm zou echt minstens even serieus moeten worden genomen als bijvoorbeeld het alarm dat deze week afging bij het WNF.