- Is ‘Critical (Race) Theory’ echte wetenschap? - 14 december 2021
- Het internet als mindblower en de mensenrechten als bron van onrust - 17 april 2021
- De ernstige fout in de UVRM: Universalisme - 11 februari 2021

Jan Kuitenbrouwer vandaag in De Volkskrant:
Sociale activisten die kt-jargon gebruiken zijn als ouderwetse Duitse toeristen: ze willen met jóú praten, maar in hún taal. Daarom zeggen zij ook zo vaak ‘educate yourself’. Leer hun taal en je krijgt vanzelf hun wereldbeeld.
Een alinea die me wel degelijk aan het denken zette. Maar laat ik eerst wat meer context verschaffen zonder de lezer te verplichten het artikel zelve te lezen. Kuitenbrouwer bedoelt met kt-jargon het jargon dat wordt gebezigd door mensen die zeggen zich te baseren op de ‘wetenschappelijke stroming Kritische Theorie’ waarvan de ‘krt’ een afgeleide is. Die krt staat dan voor ‘kritische rassentheorie’ (Engels: ‘Critical Race Theory’). Het zijn altijd activisten die dit jargon gebruiken. In feite verraadt gebruik van dit jargon dát het gaat om een activist(e). Dat activisme kan je ook rustig veronderstellen als het om iemand gaat die zich aan een universiteit bezighoudt met Critical (Race) Theory. Voor het beeld, denk dan aan iemand als Gloria Wekker van de UvA, die aldaar als hoogleraar verantwoordelijk was voor de nodige genderstudies. (Ze is al een tijdje met emeritaat.)
Grote vraag is nu of het hier om échte wetenschap gaat. Laat ik me eens welwillend betonen. Elke wetenschappelijke stroming kenmerkt zich door een zeker jargon. Dat jargon ontstaat als gevolg van theorie- en hypothesevorming. De professoren en hun studenten komen immers geen stap verder als ze persé moeten blijven vasthouden aan de definities van eerdere theorieën. Voor hun nieuwe gedachten moeten ze geregeld nieuwe woorden bedenken. Niks mis mee, zal iedere wetenschapper erkennen. Zo bezien is het logisch dat ook degenen die onderzoek deden naar ‘de effecten van ras en cultuur op iemands sociale status in een samenleving, in relatie tot recht en macht‘ (zie: Kritische rassentheorie) het nodige eigen jargon ontwikkelden. Maar zijn deze wetenschappers wel voldoende zélfkritisch bezig geweest? Is het misschien zo dat deze wetenschappers in hun streven naar theorievorming net even te gemakkelijk jargon ontwikkelden die vooral activisten erg goed van pas kwam? Praatten zij niet die activisten tezeer naar de mond? Of hebben zij vooral te dealen met dit type kritiek omdat de onderwerpen van hun onderzoeken altijd òòk politiek beladen zijn?
Neem andere, minder beladen takken van wetenschap. Daar zien we elke tien jaar een ander paradigma ontstaan, als reactie op een huidig paradigma. En dat nieuwe paradigma zal na tien jaar hetzelfde lot beschoren zijn. Hooguit blijven elementen uit een paradigma stug voortbestaan in nieuwe paradigma’s. Het is hoe wetenschap werkt. Via dit ‘mechanisme’ schrijdt wetenschappelijk inzicht voort. Een nieuwbakken professor publiceert een nieuwbakken paradigma, maar zal niet snel zover gaan van het bekritiseerde paradigma te zeggen dat het onwetenschappelijk is. Er wordt hooguit gewezen op inconsistenties en op nooit bewezen hypothesen. Dit alles is de gang van zaken bij wetenschappen die niet diep ingrijpen in gemeenschappen. Wanneer dat wel het geval is, dan gaat al snel de politiek zich ermee bemoeien. En dán wordt het wel al snel elkaar uitfoeteren. Foeteren we vooral op bijvoorbeeld Gloria Wekker omdat haar onderwerpen politiek gevoelig liggen en zij door de nodige activisten omarmd wordt? Is zij dan misschien toch wèl wetenschapper?
Ik denk nu dat zij wèl wetenschapper is. Maar tegelijk denk ik dat zij een paradigma vertegenwoordigt dat in zijn grondvesten helemaal fout in elkaar zit.
Alle andere wetenschappen hebben hun eigen voorbeelden van paradigma’s die achteraf als fout bestempeld werden. Zo waren Freud en Jung lange tijd heersende paradigma’s binnen de psychologie, maar tegenwoordig worden zij niet eens meer ertoe gerekend. Zij zijn nog slechts voetnoten in de geschiedenisles. (Sorry dat ik het zeg, mocht je Freud-aanhanger zijn. Zijn ideeën bleken amper of niet empirisch te verifiëren. De psychologie stond alleen maar stil zolang het zijn theorieën bleef omarmen. Er kwam pas weer schot in toen men hem losliet.) Voor Marx geldt iets dergelijks ook. Door zijn jargon los te laten, ontstond opeens ruimte voor geheel nieuwe theorieën over de verdeling van de welvaart in de maatschappij.
Ik ga hier niet tot in detail betogen hoe die grondvesten van de Critical (Race) Theory in elkaar zitten en wat daar dan fout aan zou zijn. Ik denk met dit artikel voldoende te hebben bijgedragen door te erkennen dat het wèl wetenschap is; een erkenning die velen die zich door die activisten aangevallen voelen niet willen geven. Aangevallenen verdedigen zich vaak door te zeggen dat Critical (Race) Theory slechts activisme is en vooral geen wetenschap. Ik betoog hier dat ze beter kunnen ophouden dat laatste te beweren. Het is beter om te gaan nadenken waarom die grondvesten dan zo fout zijn.
Hint: Ontleed hun taal, zie hoe de activisten deze selectief in het eigen voordeel toepassen en totaal blind zijn voor de ‘omkering’. Jan Kuitenbrouwer geeft een paar heel mooie voorbeelden van die omkeringen. Dus toch nog maar even het artikel zelve lezen.
Is 'Critical (Race) Theory' echte wetenschap? Klik om te Tweeten