Rechters. Ze komen ook voor in het Oude Testament, te weten in het boek Rechters. Het beschrijft hoe de Israëlieten na de verovering van Kanaän een aantal eeuwen geleid werden door wat ze Rechters noemden. Die Rechters moeten echter niet verward worden met onze huidige rechters. Zij spraken niet recht, maar waren vooral leider, ook militair leider. Er zijn theologen en gelovigen die het beter achten om niet te spreken van Rechters, maar van Richters. Die term kan je best letterlijk nemen; het waren tijdelijk leiders die richting gaven aan het volk. Het boek Richters (volgens hen dus de betere term) zou vooral bedoeld zijn om aan te tonen dat het volk telkens weer ontaardde nadat de richting gevende leider overleden was. Waarna er weer een nieuwe Richter door God werd gezonden om opnieuw orde op zaken te stellen. Het was als het ware de inleiding tot de volgende fase waarin koningen het overnamen. Koningen die dan door troonsopvolging zorgden voor meer continuïteit.
Rechter versus Richter
Een Richter stelde dus orde op zaken en leidde zo een nieuwe periode van ‘vrede’ in. Vrede tussen haakjes, want de vorm van orde op zaken stellen kon nogal verschillen. Misschien kwam een Richter met een heel wijze – zeg maar rechtvaardige – oplossing waar beide kampen vrede mee konden hebben. Maar het kon ook zomaar gebeuren dat de Richter gewoon een van beide kampen liet onderdrukken, of nog erger. Waarna er ‘als vanzelf’ weer een nieuw normaal ontstond waarover in elk geval de ‘winnaars’ zeer tevreden waren. En zolang de Richter leefde werd er streng op toegezien dat de ingezette richting werd gevolgd. Maar na overlijden van de Richter ontaardde er dan al snel een nieuwe ‘richtingenstrijd’.
Tot zover de Bijbel. Het zal nu duidelijk zijn dat het met onze huidige rechters behoorlijk anders gesteld is. Ten eerste, wij kennen vele rechters, ieder gespecialiseerd. Ten tweede, onze rechters zijn geen leider, laat staan militair leider. Ten derde, ze geven geen richting aan – want dat doet de politiek – maar moeten zorgen voor een juiste toepassing van de door de politici aangegeven richting. Merk op dat ik hier niet noemde dat ze moeten zorgen voor rechtvaardigheid. Zij passen de wet toe. Als er in de wet een artikel staat dat onrechtvaardig is, dan moeten zij evengoed conform dat artikel oordelen, wat je schertsend zou kunnen typeren als ‘onrecht spreken’. Het heeft de politiek nodig om te bereiken dat zo ongeveer iedereen zal vinden dat er echt recht gesproken is, dat er een rechtvaardig oordeel geveld is.
Dus niet rechtvaardigheid. Maar wat dan wel?
We hopen dat rechters zo de orde en rust bevorderen. We zien echter dat nogal wat mensen na menige rechterlijke uitspraak eerder onrustig raken en best wel in zijn voor maatschappelijk protest, wat al snel tot wanorde leidt. Het is een indicatie die twee dingen kan betekenen.
Het kan zo zijn dat die mensen het toegepaste wetsartikel onrechtvaardig vinden. Het kan ook zo zijn dat ze menen dat de rechter het toegepaste wetsartikel foutief heeft toegepast. Niet altijd is de beschuldigende vinger juist gericht. Een bekend geval is dat de rechter een verwijt krijgt. Dan zien we altijd dat de collega’s en bazen van die rechter het voor hem of haar opnemen en stellen dat het oordeel van de rechtbank onvermijdelijk moest volgen uit de wetsartikelen. Soms hebben ze daarin gelijk en dan is de beschuldiging verkeerd gericht geweest. Maar de critici van het rechtsoordeel zijn maar zelden echt kortzichtig. Zij hebben dan wel degelijk ook gekeken naar de toegepaste wetsartikelen en stellen ontsteld vast dat die artikelen gewoon verkeerd zijn toegepast. Er ontbrandt dan een interpretatiestrijd. Mogelijk volharden de rechters erin dat alleen hun interpretatie juist is. Of ook zij erkennen dat er interpretatieverschil mogelijk is. In beide gevallen zullen zij doorverwijzen naar de politici, die de wet dan maar moeten aanpassen. Het doorverwijzen naar de politiek is een soort van laatste middel om het vege lijf te redden. En wanneer erkend wordt dat er interpretatieverschil in het geding is, is dat welhaast een schuldbekentenis. Er wordt zo immers toegegeven dat het oordeel van de rechter ook anders had kunnen luiden.
Politieke en normatieve voorkeur
Met name in die laatste situatie wordt vaak verondersteld dat de rechter zich heeft laten leiden door een eigen politieke of normatieve voorkeur. Immers, waarom anders zou de rechter hebben gekozen voor die ene interpretatie? Het zal toch niet zo zijn dat de rechter ten langen leste een dobbelsteen had opgegooid? Het kan ook zo zijn dat de rechter in de toe te passen wetsartikelen geen interpretatieruimte waarnam, terwijl anderen die artikelen wel degelijk anders interpreteren. Rara, hoe kan dat zo gebeuren? Is het zo dat rechters in hun opleiding leren welke wijze van lezen de enige juiste is en dat gewone burgers bij gebrek aan die opleiding de artikelen toch anders lezen?
Eén voorbeeld springt me meteen te binnen. In de wet wordt gesproken over racisme. Voor het gros van de gewone burgers verwijst die term alleen naar discrimineren van rassen. Voor rechters verwijst het echter naar een breder spectrum. Zij scharen er ook discriminatie onder van etnische groepen en nationaliteiten. Een rechter zal zodoende een racisme-artikel gebruiken bij discriminatie van een nationaliteit, terwijl een flink deel van de burgers de veroordeling zal afdoen als absurd. De rechter zal zeggen dat we dan maar de wet moeten aanpassen. De verbijsterde burgers zullen zeggen dat de rechter de wet te breed interpreteert en naar zijn eigen politieke voorkeur toepast. Wie heeft gelijk? Beiden een beetje?
Een ander voorbeeld. Er is de afgelopen eeuw veel energie gestoken in het zodanig aanpassen van de wet dat minderheden expliciet beschermd worden tegen ‘de tirannie van de meerderheid’. Misschien zijn die aanpassingen wel zo grondig doorgevoerd dat er soms gesproken mag worden van ‘de tirannie van de minderheid’. In de tijd van de Richters ging het vooral om rust en orde (en trouw aan God). Misschien gaf een enkele Richter best wel om het lot van een minderheid, maar niet omdàt het een minderheid was. In theorie is dat ook nu nog niet het geval: een minderheid wordt niet voorgetrokken omdàt het een minderheid is. En idem wordt een meerderheid niet (langer) voorgetrokken omdàt het een meerderheid is. Formeel zijn tegenwoordig allerlei ‘rechten van groepen’ vastgelegd en wordt erop toegezien dat die rechten gelden ongeacht de omvang van de groep. Een gevolg van deze vorm van formuleren van de wet is dat rechters geen speciale waarde meer hoeven toe te kennen aan de mening van de meerderheid. De mening van de meerderheid heeft wel een rol bij politieke besluitvorming, maar niet bij toepassing van de wet, zo stelt de rechter. De rechter zegt te oordelen ongeacht de grootte van de groep die er een beroep op doet. Als naar het oordeel van de rechter het beroep op de wet correct is, dan kunnen andere groepen – zelfs al gaat het om de overgrote meerderheid van het volk – hoog of laag springen, maar wijst de rechter het beroep toe. ‘Meerderheid’ is in de wet niet langer een argument. ‘Normaal’ lijkt niet langer een argument. ‘Traditie’ en ‘gewoonte’, het lijken niet langer argumenten. Dat alles leidt tot een zekere verwarring.
Wat wel en wat niet in de wet staat
Zo staat er in de wet dat minderheden het eigen cultureel erfgoed mogen behouden. Dat wordt door menig rechter uitgelegd als het recht van zo’n groep om er eigen normen en waarden op na te mogen houden. Het logische gevolg van zo’n uitleg is dat de normen en waarden van autochtonen – vooralsnog zijnde de grootste groep – niet langer meerwaarde hebben bij het vellen van het oordeel. Of het moet zo zijn dat de in het geding zijnde normen en waarden zèlf in de wet genoemd worden, want dan kan de rechter er alsnog niet omheen. Maar geregeld gaat het om normen en waarden die niet expliciet benoemd worden en waant de rechter zich vrij om de minderheidsgroep zijn zegen te geven. Wanneer vervolgens autochtonen of andere groepen daarover klagen, dan zal de rechter antwoorden dat het oordeel de consequentie is van hoe de politici de wet hebben geformuleerd. Waarna enzovoort.
Zijn onze rechters vooral links?
Hele volksstammen zijn ervan overtuigd dat onze huidige rechters een voorkeur hebben voor een toch wat linkse, progressieve uitleg van de wet. Dit in tegenstelling tot in vroeger tijden toen dat omgekeerd ervaren werd; toen heerste het gevoel dat rechters vooral rechts en conservatief waren. Klopt het beeld van de rechter die vast en zeker minstens D66 stemt?
Het zou kunnen zijn dat de hedendaagse wet inderdaad rechters geen andere ruimte laat dan te oordelen zoals ze oordelen. Als dat zo is, dan moet het zo zijn dat de wet in de loop van de afgelopen tientallen jaren op punten zo is herschreven dat slechts een linkse, progressieve uitleg mogelijk is. (Of de wet was op zo’n punt altijd al links en de vroegere rechters namen er een loopje mee.) Toch is dit niet waarschijnlijk. We zijn niet alle afgelopen decennia slechts door linkse partijen geregeerd. Rechtse partijen hebben mede de wetten beïnvloed. Zij waren er toch bij om een eenzijdige linkse invulling te voorkomen. Zij hebben toch niet zitten slapen? Vast niet.
Het lijkt me waarschijnlijker dat rechters toch niet weten te ontsnappen aan hun eigen, subjectieve politieke of normatieve ideaalbeeld van de wereld. Dat ze er niet echt in slagen ‘neutraal’ te oordelen. Neutraal, het is me ook nogal wat. Wat moeten we daaronder eigenlijk verstaan? Vrijwel geen rechter zal zich kunnen vinden in een definitie die uitgaat van koudbloedigheid, compassieloosheid, totale afwezigheid van empathie of koele berekening door een computer op basis van macrocijfers zonder inachtneming van specifieke kenmerken van het te beoordelen individu. Waarschijnlijker verstaat menig rechter onder neutraal dat er sprake is van zich juist wél kunnen inleven (compassie en/of empathie), maar dan in beide tegenover elkaar staande partijen, waarbij dat inleven ook weer niet te diep mag gaan en er bovendien ook nog gekeken moet worden naar het effect op de maatschappij. Prima, maar dat is toch wel een wat ver gaande definitie van neutraal. En je kan je ook dan nog steeds afvragen of die verdeling van de compassie en empathie wel echt onpartijdig was. Een mens kan wel denken onpartijdig erin te staan, maar het kan haast niet anders dan dat de eigen politieke en normatieve voorkeur meespelen. Zelfs bij rechters. Hoe zit het eigenlijk met die voorkeur van rechters? Even los van de ‘vraag’ of ze erin slagen die te negeren bij hun oordelen.
Is het raar om te veronderstellen dat menig huidig rechter zich in de jeugdjaren ophield in linkse, progressieve kringen? Links was vooral vroeger ongelooflijk goed in ludiek of iets minder ludiek protesteren. Dat zien we steeds minder vaak. Links heeft de macht en kracht ontdekt van het bewandelen van het juridische pad. De afgelopen 50 jaar heeft het steeds beter door gekregen dat er heel veel te bereiken is via rechtspraak. Links spant nu vaker dan ooit de ene na de andere rechtszaak aan en toont zich uiterst bedreven in het naar voren brengen van de volgens een jurist steekhoudende argumenten. Het wint de ene na de andere rechtszaak. Vinden zij wellicht ook een erg gewillig oor bij de rechter omdat die rechter zelf in de jeugd actief was binnen links en die voorkeur nog steeds heeft, al wordt die niet in het openbare leven toegegeven? Zijn deze rechters niet gewoon een loot aan de boom van linkse mensen die werk hebben gemaakt van de ‘stille mars door de instituties’?
De stille mars door de instituties? Of eerder Darwin’s evolutietheorie?
Wanneer we spreken over de stille mars door de instituties, dan wordt dat door linkse mensen al direct afgedaan als een verzinsel en een complottheorie. Is het een complottheorie? Er zijn inderdaad rechtse mensen die het een complot noemen. Anderen, waaronder ik, zijn daarvan niet helemaal overtuigd. Wel zijn er aanwijzingen dat machtige linkse mensen in de loop van de geschiedenis, ver uit de openbaarheid, bij elkaar hebben gezeten en dan in alle stilte probeerden te komen tot een strategie om essentiële posities te bezetten binnen politieke partijen, media, universiteiten en andere publieke instituten. De mate waarin die strategie is geslaagd valt per definitie moeilijk vast te stellen, want het waren immers verhulde operaties. Wel zeker is dat het geen operaties waren die vanuit één centraal comité werden geleid. Dan waren het meerdere complotten, niet een enkel complot. Dat geeft evengoed ruimte aan degenen die blijven volhouden dat er complotten gesmeed zijn. Toch is het waarschijnlijk dat er ook een andere mechanisme heeft gespeeld: Zoals Darwin’s evolutietheorie de evolutie van de natuur verklaart, zo kan die theorie ook verklaren dat bepaalde sectoren zijn volgelopen met linkse, progressieve mensen, terwijl andere sectoren juist rechtse, conservatieve mensen aantrokken. De mate waarin dit mechanisme invloed had is waarschijnlijk groter dan die van ‘de complotten’.
Wellicht zochten linkse jongeren eerder de rechtenstudie op, terwijl rechtse jongeren zich op een mooie baan in het bedrijfsleven voorbereidden met een studie bedrijfskunde. En zo kon het gebeuren dat de rechterlijke macht ook om die reden volliep met links. Waarna ze dan tijdens hun studie ‘afzwakten’ naar D66. Een ‘afzwakking’ die op zich wel interessant is om nader te onderzoeken. Is dat omdat toch met het toenemen van de jaren ook de ‘wijsheid’, ‘mildheid’ en ‘weldenkendheid’ toenemen en daarmee een radicale linkse positie wordt verlaten? Of is het vooral om de kans te vergroten dat je wordt ervaren als neutraal, c.q. politiek ergens in het midden, om daarmee je kans te vergroten door de ballotage heen te komen?
Polarisatie
Hoe dan ook allemaal, het door de rechters afwijzen van de kritiek heeft ertoe geleid dat er een sterke polarisatie is ontstaan. Als het waar is dat er sprake is van een ‘stille mars door de instituties’, dan zou je de ‘rechtse’ critici nog kunnen aanraden zich idem te gaan organiseren, dus idem complotten te smeden, om te infiltreren in de instituties. Maar helaas voor hen, het lijkt erop dat die critici van nature gewoon niet in staat zijn hun krachten te bundelen. Wellicht is Darwin’s theorie als verklaringsmodel toch de betere en zit deze niet mee. Of zij vrezen onderbewust zèlf ooit te worden beschuldigd van een ‘verfoeilijke’ stille mars door de instituties en beginnen er om die reden maar niet aan. Hoe dan ook, ook na tientallen jaren kritiek blijkt er weinig of geen onderling strategisch overleg te zijn, anders dan in steeds te klein verband. Overleg waar zou kunnen worden besloten om elkaar niet steeds de maat te nemen, om stichtingen te vormen, om serieuze media op te richten.
Critici die elkaar meer dan de maat nemen
De ‘rechtse’ critici vormen te weinig stichtingen die de rechterlijke institutie bevragen. En er waren onder hen maar weinigen die uit politieke interesse rechten gingen studeren met de bedoeling door te dringen tot de orde van de rechters. Enkelen hebben een kritisch medium opgericht en zijn er nu hoofdredacteur van. Echter, een aantal van hen staan hun veronderstelde bondgenoten geregeld naar het leven. Menig hoofdredacteur blijkt niet slechts kritisch vermogen te hebben, maar ook een bijzondere dunk in het eigen gelijk. In jezelf geloven is mooi, maar wanneer je bovendien geen enkele moeite ermee hebt om zelfs je veronderstelde bondgenoten af te zeiken, dan is dat niet best. Dan valt er niet echt mee samen te werken. Ongelooflijk ook hoe opkomende ‘rechtse’ politici eerst door ‘rechtse’ media worden gekoesterd en in het zadel worden gehesen en een jaar later van het paard worden afgeschoten. Wat altijd opvalt aan deze hoofdredacteuren is dat ze dankzij hun grote taalvaardigheid prima columns kunnen schrijven over alles wat er in de wereld gebeurt, maar dat ze tezelfdertijd diezelfde taalvaardigheid ook rustig inzetten om veronderstelde bondgenoten af te zeiken.
Conclusie?
Kunnen we op grond van het hierboven geschrevene een andere conclusie trekken dan dat dingen genuanceerder liggen dan menigeen ons voorhoudt? Vast niet. Maar dat wil nog niet zeggen dat we er dus maar beter helemaal niks van moeten vinden. Degenen die onze rechters een groot probleem vinden zullen toch op een of andere manier moeten gaan nadenken over de betere strategieën om daar wat aan te doen. Zo het ernaar uitziet zal dat niet kunnen zonder enige opoffering van het eigen ego. Ja, het eigen gelijk zou weleens een tikkie beter kunnen zijn dan dat van een ander die om morele en praktische steun verlegen zit en grosso modo helemaal niet zo afwijkend denkt over de echt belangrijke zaken. Maar een tikkie beter duidt op een tikkie andere koers, niet op een geheel andere koers. En iemand niet helemaal mogen zou toch geen reden moeten zijn om helemaal met die ander te breken? Het moet toch mogelijk zijn om veronderstelde bondgenoten te steunen, ook als ze je wereldbeeld niet tot in de kleinste details delen of niet helemaal je vrienden zijn?
Maar goed, misschien is dat voor sommigen toch een brug te ver. Met name het autoritaire type verlangt van anderen inschikkelijkheid en is zelf daartoe niet in staat, c.q. niet bereid. Is het autoritaire type makkelijk te herkennen? Het taalvaardige autoritaire type kan zeer overtuigend en charismatisch overkomen en aanvankelijk een grote schare fans opbouwen. Zolang het zijn zin krijgt is er niets aan de hand. Het autoritaire blijkt vaak pas als er zich een ander aandient die de samenwerking zoekt. Het autoritaire type zal aanvankelijk ja zeggen als het denkt daarmee de eigen invloed flink te kunnen uitbreiden. Maar zodra de nieuwe bondgenoot iets zegt dat niet past in het eigen verhaal, zal het proces van afzeiken aanvangen. Afzeiken dat na verloop van tijd leidt tot het scheiden der wegen, veelal op initiatief van degene die wordt afgezeken.
Mijn advies is dat we bij het zoeken naar bondgenoten onze sensor voor autoritaire types op scherp stellen en die types òf mijden òf inkapselen qua macht en positie. Het is niet anders: De niet-autoritairen zullen leiderschap moeten verbinden aan mensenkennis en de ’teams’ evenwichtig moeten samenstellen. Noem het kartelvorming, noem het zuilvorming, noem het groepsvorming, breng het onder in stichtingen, in verenigingen. En houd de onverdraagzame, autoritaire, zelfingenomen types heel goed in de gaten.
Waar had ik het ook alweer over? Oh ja, over rechters. Of nee, toch niet. Ik had het over de critici van rechters. Die waren het hoofdonderwerp in dit artikel. En de conclusie is dat het een goede zaak zou zijn als die critici professioneel de handen ineenslaan en de inhoud van de kritiek coördineren.
- Is ‘Critical (Race) Theory’ echte wetenschap? - 14 december 2021
- Gotham en de Comics Code - 9 juli 2021
- Hongarije’s rechtvaardiging van zijn ‘anti-homowet’ - 25 juni 2021